Gevolgen van de Wet kwaliteitsborging voor private contracten

De Wet kwaliteitsborging voor het bouwen zal leiden tot gewijzigde verhoudingen tussen opdrachtgevers en opdrachtnemers. Op 9 juni jl. heeft  prof. mr. dr. M.A.B. Chao-Duivis hierover een voordracht gehouden tijdens een mini-symposium van SKG-Ikob. In haar voordracht bespreekt prof. Chao de mogelijke gevolgen voor de relaties die tussen verschillende partijen in het bouwproces aanwezig zijn. De focus ligt daarbij op de positie van de nieuwe partijen in het stelsel: de kwaliteitsborger, de instrumentaanbieder en de toelatingsorganisatie.

Leidt het nieuwe stelsel tot een nieuwe verdeling in aansprakelijkheid en moeten bestaande overeenkomsten hierop worden aangepast. Deze vragen die prof. Chao in haar presentatie stelt zijn nadrukkelijk van belang voor het nieuwe stelsel.

Klik hier om de gehele presentatie te lezen

“Awareness: er is nog veel te doen bij bedrijven!”

In de nieuwsbrief van september beschrijft SWK hoe haar deelnemers in de toekomst gebruik kunnen maken van de diensten van SWK. SWK benadrukt daarbij met name dat er tijdig moet worden geanticipeerd op de nieuwe wet: “Om echter als organisatie klaar te zijn voor de invoering van de Wet is het gewenst tijdig een keuze te maken voor een instrument.”

Lees de nieuwsbrief hier.

Vergunningvrij bouwen tijdens de nieuwbouw

Door NEPROM 
Bij de bouw van een nieuw gebouw is het sinds 2010 op grond van de regels voor vergunningvrij bouwen geoorloofd om direct met het vergunde hoofdgebouw mee vergunningvrij dakkapellen en aan- en uitbouwen te realiseren.

Wij kregen de vraag binnen welke gevolgen dit heeft voor het aanleveren van de EPC-berekening en de EPC-norm waaraan het gebouw moet voldoen. Is dat conform nieuwbouweisen? Navraag bij het ministerie leert dat er voor de vergunningvrije delen, géén separate EPC-berekening van het uiteindelijke hoofdgebouw, inclusief vergunningvrije dakkapellen, aan- of uitbouwen overgelegd hoeft te worden. Bij de aanvraag is dan al een berekening overlegd van het gebouw waar vergunning voor wordt aangevraagd. Wel is het zo dat het hoofdgebouw samen met de aan- of uitbouw bij gereedmelding moet voldoen aan dezelfde (EPC-)eisen die gelden als wanneer die zouden zijn meegenomen bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Bij de meeste projecten zal dat gewoon om de nieuwbouwweisen gaan. In deze brochure van de Rijksoverheid vind je meer informatie.

Dit houdt dus in dat je het energie-effect van vergunningvrije opties bij een woning moet compenseren.

In de komende jaren treedt de wet kwaliteitsborging voor het bouwen in werking. Dan moet de EPC bij oplevering worden aangetoond (verwachten en hopen we). Ook dan speelt dat het energie-effect van vergunningsvrije opties bij een woning moet worden gecompenseerd.

Voor vragen of opmerkingen kun je terecht bij Claudia Bouwens (cb@lente-akkoord.nl).

“Sterkere positie voor opdrachtgever in de bouw”

Onderstaand bericht is afkomstig uit de periode nieuwsbrief Bouwen met Kwaliteit van BZK. U kunt zich via die link aanmelden voor de nieuwsbrief.

Sterkere positie voor opdrachtgever in de bouw
Het huidige systeem van kwaliteitsbewaking was aan herziening toe vanwege toenemende complexiteit in de bouw, de noodzaak tot positieve prikkels voor bouwpartijen en een onheldere verdeling van rollen en verantwoordelijkheden. De ministerraad heeft in mei 2015 op voorstel van minister Blok voor Wonen en Rijksdienst ingestemd met het wetsvoorstel ‘kwaliteitsborging voor het bouwen’.

Sterkere positie opdrachtgevers
Nieuw is dat de aannemer ook na de oplevering wettelijk aansprakelijk is voor gebreken aan het bouwwerk die aan hem zijn toe te rekenen. Anders dan nu is de aannemer in het nieuwe systeem niet alleen aansprakelijk voor verborgen, maar ook zichtbare gebreken die bij een oplevering door de opdrachtgever opgemerkt hadden kunnen worden. Hierover zijn met particuliere opdrachtgevers geen afwijkende afspraken toegestaan. Aannemers krijgen verder de plicht om hun opdrachtgever te informeren of en hoe zij verzekerd zijn voor risico’s bij een faillissement van het bedrijf en voor gebreken tijdens de bouw en daarna.

Als de laatste termijn van de aanneemsom (maximaal 5%) in depot is gestort bij de notaris, keert deze het depotbedrag na in werkingtreding van de wet pas uit als aan twee voorwaarden is voldaan. De notaris moet een schriftelijk bewijs van de aannemer ontvangen dat hij de opdrachtgever heeft gewezen op zijn opschortingsrecht en de opdrachtgever niet heeft aangegeven dat hij van zijn opschortingsrecht gebruik wil maken. Hiermee verdwijnt het automatisme dat de notaris het depotbedrag drie maanden na oplevering uitbetaalt aan de aannemer als hij niets van de opdrachtgever heeft vernomen. Met deze maatregelen wordt de positie van de opdrachtgever sterker tegenover de aannemer.

Nieuwe methodes voor kwaliteitsborging
Bij het afgeven van een vergunning voor nieuwbouw of seriematige verbouw hoeft de gemeente in het nieuwe stelsel niet meer te kijken naar bouwtechnische aspecten en controles uit te voeren tijdens de bouw. In plaats daarvan komt een nieuw systeem van kwaliteitsborging waarin marktpartijen zorgen dat aan de wettelijke eisen wordt voldaan.
Marktpartijen in de bouw moeten zelf methodes ontwikkelen voor voorgestelde kwaliteitsborging. Een onafhankelijke publieke toelatingsorganisatie zal beoordelen of een methode voldoet.
De gemeente controleert bij het afgeven van een vergunning voor het bouwen of tijdens de bouw wordt gewerkt met een toegelaten methode voor kwaliteitsborging die wordt toegepast door een hiervoor erkende of gecertificeerde kwaliteitsborger. Onder bepaalde voorwaarden zou ook de aannemer of architect de kwaliteitsborger kunnen zijn.
De gemeente blijft wel zelf toetsen aan de locale welstandseisen, het bestemmingsplan en de veiligheid voor de omgeving.

Eerst nieuwbouw en seriematige verbouw
Het is de bedoeling dat het wetsvoorstel vanaf 2016 stapsgewijs ingaat. Begonnen wordt met eenvoudige nieuwbouw en seriematige verbouw. De komende tijd zal worden gewerkt aan verdere uitwerking van het nieuwe systeem en zullen partijen worden gestimuleerd om alvast met kwaliteitsbewaking aan de slag te gaan. Zo wordt ervaring opgedaan. Later volgt uitbreiding van het systeem naar andere meer complexe bouwwerken.

De ministerraad heeft ermee ingestemd het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State te zenden. De tekst van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer.

Meer informatie over de inhoud en de invoering van het nieuwe stelsel kunt u vinden op de website van het Instituut voor Bouwkwaliteit. Zie ook: Dossier Bouwregelgeving

Antwoorden Kamervragen Schriftelijk Overleg Bouwbesluit 2012

Op 19 juni heeft minister Blok de antwoorden op vragen van de  Kamercommissie voor Wonen en Rijksdienst aan de Tweede Kamer toegestuurd. De vragen – gesteld tijden het Schriftelijk Overleg Bouwbesluit van 20 mei jl. – hebben betrekking op het Expertteam Versnellen, het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen en het Lente-akkoord. Tevens zijn vragen gesteld over de (kosten van) onderzoeken ten behoeve van het wetsvoorstel kwaliteitsborging en over de hoogte en transparantie van leges.

Minister Blok gaat slechts beperkt in op het wetsvoorstel Kwaliteitsborging, dat op dit moment bij de Raad van State ligt. Pas na verwerking van het advies zal een nadere uitleg over het wetsvoorstel (kunnen) volgen, stelt de minister. Lees de vragen en antwoorden hier.

Wat is de rol van CE bij kwaliteitsborging in de bouw?

CEWelke rol kan de productinformatie van CE-gemarkeerde bouwproducten spelen in de private kwaliteitsborging? In het rapport Rapport deel A en B, CE-markering en Private kwaliteitsborging geeft dr. ir. C.C.A.M. van den Thillart antwoord op deze vraag. Op basis van een bespreking van de eisen die CE aan toepassing stelt en een aantal pilots komt Van den Thillart tot de volgende conclusies en aanbevelingen:

  • In een (beperkt) aantal gevallen zou CE in combinatie met de vereiste aansluitdocumenten kunnen dienen als instrument voor kwaliteitsborging.
  • Aanvullende opmerking vanuit iBK is dat daarbij wel altijd de lokale aspecten moeten worden beoordeeld. Hiervoor zal een terzake deskundig persoon de toepassing moeten beoordelen. Van de Thillart benoemt dit ook door te adviseren om bij componenten met een zwakkere borging vanuit het product toezicht op de bouwplaats toe te passen.
  • Stel een Toolbox samen met oplossingen die kunnen dienen als (onderdeel van) instrumenten voor kwaliteitsborging. In deze Toolbox kunnen overigens ook andere bestaande hulpmiddelen een plaats krijgen, zoals praktijkrichtlijnen en SBR-referentiedetails.
  • Aanbevolen wordt tenslotte dat de testmethoden voor technische duurzaamheid, bedoeld om een blijvende prestatie te borgen, een positie krijgen in de private kwaliteitsborging. Het gaat tenslotte niet alleen om de kwaliteit bij oplevering maar ook om de prestatie op langere termijn.

De presentatie Kwaliteitsborgingsinstrumenten op basis van CE-markering geeft een goede uitleg van de positie en werking van CE en van de conclusies uit het rapport.

——–

Het onderwerp CE-markering roept overigens direct van verschillende kanten reacties op. Zo is vanuit Cobouw gevraagd uw ervaringen te delen en is er recent een tweetal blogs verschenen over CE-markering. Op de site van Stabu geeft Jaco Ruijs een uitleg en stand van zaken inzake CE en op Bouwdossier.nl gaat Pieter Plass nader in op het hiervoor genoemde rapport.

Evaluatie pilotproject BRL5019 – 5006

Het Platform Voorbereiding Stelselherziening (PVS) heeft in de afgelopen maanden een aantal projecten uitgevoerd met BRL5019-5006 (gecertificeerde toetsing en toezicht) als mogelijk instrument voor kwaliteitsborging in de bouw. Bij een drietal bouwprojecten is gekeken in hoeverre de beide BRL’s voldoen als het gaat om de uitgangspunten van de Wet kwaliteitsborging, werkbaarheid en eindresultaat. Namens iBK is het project gemonitord en is een rapportage opgesteld met de bevindingen tijdens de pilot. SKW-certificatie heeft de pilot namens het Platform de begeleiding van het project op zich genomen. De rapportage is hier te lezen.

Naar aanleiding van de evaluatie zijn de volgende conclusies en aanbevelingen gerapporteerd:

  1. BRL 5006 is ontwikkeld voor traditioneel bouwtoezicht en niet voor toezicht op het voldoen aan de voorschriften. De omzetting naar een instrument voor kwaliteitsborging lijkt dan ook niet passend voor dit instrument.
  2. Door de combinatie van twee instrumenten is geen sprake van één eindverantwoordelijk coördinator.
  3. De eerste twee punten leiden tot het advies om BRL5006 te handhaven als instrument voor bouwtoezicht en BRL5019 uit te breiden met een module toezicht.
  4. De uit te voeren risicoanalyse komt – met name bij het toezicht – nog onvoldoende uit de verf. Geadviseerd wordt om hier nadrukkelijk een wettelijke ‘bodem’ neer te leggen als het gaat om wat minimaal noodzakelijk is.
  5. In de kwaliteitsborging wordt geen rekening gehouden met het projectkwaliteitsplan van de aannemer. In het kader van proportionaliteit en het voorkomen van dubbel werk wordt geadviseerd dit nadrukkelijk mee te nemen in de risicoanalyse voorafgaand aan het project.
  6. Betrokkenen constateren dat de kwaliteit van het eindresultaat te sterk afhankelijk is van de deskundigheid van de uitvoerende partij. Ook dit vraag nadrukkelijk om wettelijke minimumeisen.
  7. BRL5006 neemt nadrukkelijk ook de privaatrechtelijke eisen mee in het toezicht. BRL5019 doet dit bij toetsing niet. Naar aanleiding van de pilot wordt gesteld dat het wenselijk is om ook in de ontwerpfase al te toetsen aan andere eisen dan alleen het Bouwbesluit. Overigens zouden dit in het nieuwe stelsel ‘vrijwillige onderdelen’ van een instrument worden.

Tenslotte worden de volgende kritische succesfactoren / risico’s genoemd bij kwaliteitsborging op basis van private instrumenten:

  • De wijze van invulling van de rol van de kwaliteitsborger: het hangt sterk af van de persoon.
  • De aannemer die leunt op de waakzaamheid van de kwaliteitsborger.
  • Het benodigde aantal uren versus het toebedeelde aantal uren om de rol van kwaliteitsborger te vervullen en garant te staan voor de kwaliteit van het bouwwerk.
  • De (wettelijke vastlegging van) specifieke eisen die gesteld worden aan het kwaliteitsborgingsinstrument.
  • De garantie die de instrumentontwikkelaar kan geven op naleving van het instrument (toezicht op de kwaliteitsborger).

Ten einde de bevindingen uit deze pilots te verifiëren / testen wordt de komende tijd gezocht naar aanvullende projecten. De resultaten van de pilot zullen worden gebruikt voor aanpassing van de instrumenten. iBK zal de conclusies een aanbevelingen meenemen in de adviezen aan BZK inzake de inrichting van het stelsel.

“Privaat bouwtoezicht kost 500 ambtenaren hun baan”

In Binnenlands stond gisteren een bericht over de werkgelegenheidseffecten van de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen. Op basis van de Impactanalyse van de Vereniging Bouwtoezicht Nederland is berekend dat de invoering over twee jaar 500 gemeenteambtenaren hun baan gaat kosten. Wico Ankersmit, directeur VBWTN, geeft in het stuk aan te verwachten dat alle betrokken wel weer een baan zullen krijgen. En aangezien het uitgangspunt van de wet is dat er meer wordt gedaan aan kwaliteitsborging zullen die 500 plantoetsers en toezichthouders ‘aan de andere kant’ meer dan nodig zijn…

Lees het bericht op Binnenlands Bestuur via deze link. De impactanalyse van VBWTN is hier te lezen. Een presentatie van Wico Ankersmit op het Omgevingswebcongres van 23 april 2015 sluit goed aan bij dit thema.