Debat over kwaliteitsborging in de bouw

Bron: Website Eerste Kamer

De Eerste Kamer heeft dinsdag 4 juli 2017 gedebatteerd met minister Plasterk (Binnenlandse Zaken en Werkgelegenheid) over de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen. Met dit wetsvoorstel komt bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning de preventieve toetsing door het bevoegd gezag aan de bouwtechnische voorschriften te vervallen. Bij de oplevering van het bouwwerk moet de aannemer voortaan aantonen dat aan de regelgeving is voldaan. Wanneer bij oplevering blijkt dat een bouwwerk niet volgens de regelgeving en gemaakte afspraken is gebouwd krijgen opdrachtgevers betere mogelijkheden om de aannemer aan te sporen tot herstelwerkzaamheden.
In het debat werden diverse bezwaren geuit rondom de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel. Naar aanleiding hiervan zegde de minister toe dat het wetsvoorstel in elk geval pas wordt ingevoerd per 1 januari 2019.

Gezien de brede bezwaren, gaf de minister aan dat hij in het kabinet zal bespreken of het mogelijk is om het wetsvoorstel aan te houden of te wijzigen. De minister zal de Eerste Kamer uiterlijk vrijdag 7 juli per brief informeren over de uitkomst van dit overleg.

lees verder op de website van de Eerste Kamer

Standpunten Wkb in de aanloop naar het debat Eerste Kamer

Met het debat in de Eerste Kamer op komst (4 juli 2017, vanaf 15.25) hebben diverse partijen hun standpunten inmiddels schriftelijk aan de Eerste Kamer aangeboden. Hierna is een aantal punten uit de brieven van VNG, G4, AFNL en Aedes opgenomen. De brieven zelf zijn via de links in de tekst te lezen.

De VNG geeft aan dat ze blij zijn dat de wet op punten is aangepast, maar vragen nog wel om enkele broodnodige aanpassingen en een goed implementatietraject. De VNG geeft onder meer de volgende randvoorwaarden aan voor een goed stelsel:
– dat de rol van gemeenten helderder wordt vormgegeven;
– dat het oplevermoment nader wordt ingevuld;
– om 1 januari 2019 tot uitgangspunt te nemen voor de inwerkingtreding, en;
– dat een half jaar voorafgaand aan de inwerkingtreding in een bestuurlijk overleg tussen Rijk en gemeenten beoordeeld wordt of inwerkingtreding realistisch en verantwoord is.

De Aannemersfederatie Nederland roept de Eerste Kamer in een brief op om snel te besluiten over de Wkb zodat deze zo spoedig mogelijk in kan gaan. In de brief geeft AFNL aan nog vragen te hebben naar aanleiding van de AMvB Kwaliteitsborging en geven ze hun visie hoe de verschillende voorschriften gelezen zouden moeten worden. Daarbij zou AFNL graag zie dat Gevolgklasse 1 breder wordt, door ook een deel van wat nu vergunning dan wel Bouwbesluittoetsvrij wordt hieronder te laten vallen. Ook wil AFNL verbouw van bouwwerken gevolgklasse 2/3 meenemen onder Gevolgklasse 1. Verder vraagt AFNL nadere uitleg over onder meer de onafhankelijkheid, de informatieplicht van de kwaliteitsborger en de waarschuwingsplicht van de aannemer.

Aedes geeft in haar brief aan in het huidige stelsel omvoldoende prikkels te zien voor bouwpartijen om daadwerkelijk kwaliteit te leveren. Doorslaggevende reden voor Aedes om het wetsvoorstel te steunen, is dat er voor de markt eindelijk echte prikkels worden geïntroduceerd om hun verantwoordelijkheid te nemen. Aedes concludeert dat in dit nieuwe stelsel de verantwoordelijkheid van bouwpartijen voor de gerealiseerde kwaliteit van het bouwwerk centraal, gaan onafhankelijke private partijen de kwaliteit borgen tijdens het bouwen, houdt de overheid toezicht op het functioneren van het stelsel en wordt de positie van de bouwconsument versterkt.

Namens de G4 geeft de gemeente Den Haag in een brief aan van mening te zijn dat de amendementen die ter verbetering van de positie van gemeenten in de Wkb zijn opgenomen onvoldoende zijn uitgewerkt. In de brief doet de G4 daarom enkele voorstellen voor aanpassing van het Besluit kwaliteitsborging. De aspecten die beter geregeld zouden moeten worden zijn de relatie is tussen de risicobeoordeling en de rol van de gemeente en  het dossier gereedmelding en de rol van de gemeente. De G4 biedt aan om dit gezamenlijk op te pakken.

AFNL roept Eerste Kamer op de Wkb snel aan te nemen

De Aannemersfederatie Nederland roept de Eerste Kamer in een brief op om snel te besluiten over de Wkb zodat deze zo spoedig mogelijk in kan gaan. In de brief geeft AFNL aan nog vragen te hebben naar aanleiding van de AMvB Kwaliteitsborging en geven ze hun visie hoe de verschillende voorschriften gelezen zouden moeten worden. Daarbij zou AFNL graag zie dat Gevolgklasse 1 breder wordt, door ook een deel van wat nu vergunning dan wel Bouwbesluittoetsvrij wordt hieronder te laten vallen. Ook wil AFNL verbouw van bouwwerken gevolgklasse 2/3 meenemen onder Gevolgklasse 1. Verder vraagt AFNL nadere uitleg over onder meer de onafhankelijkheid, de informatieplicht van de kwaliteitsborger en de waarschuwingsplicht van de aannemer.

De brief van AFNL is via deze link te lezen. De Eerste Kamer zal de AMvB Kwaliteitsborging bespreken tijdens het debat met minister Plasterk over de Wkb op 4 juli 2017.

Met betrekking tot verbouw van bouwwerken gevolgklasse 2/3 geldt dat deze niet onder gevolgklasse 1 vallen aangezien deze nu al grotendeels vergunningvrij zijn. Indien de constructie en de indeling in brandcompartimenten niet wijzigt is op grond van artikel 3, onderdeel 8 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht geen omgevingsvergunning voor het bouwen nodig.

Antwoorden Kamervragen Concept-Besluit #Kwaliteitsborging

Op 13 juni 2017 heeft minister Plasterk de vragen van de Tweede Kamer naar aanleiding van het concept-besluit kwaliteitsborging beantwoord. De antwoorden zijn via deze link te lezen.

Het concept-besluit is in het kader van de voorhangprocedure aan de Eerste en Tweede Kamer toegestuurd. De Eerste Kamer heeft aangegeven het Concept-Besluit te zullen betrekken in de plenaire behandeling van de wet. De Tweede Kamer zal het besluit dit najaar – na verwerken van eventueel commentaar van de Raad van State – behandelen.

De WKB-eisen in het BW: wat moet en wat mag…

De Wet kwaliteitsborging voor het bouwen wijzigt het Burgerlijk Wetboek (BW, Titel 7.12) op een aantal punten. Niet al deze wijzigingen zijn ‘dwingendrechtelijk van aard’, of wel, van een deel van de BW-wijzigingen kan en mag contractueel worden afgeweken. Hieronder is een overzicht opgenomen van de wijzigingen, waarbij is aangegeven of sprake is van regelend recht of van dwingend recht. Met dank aan Evelien Bruggeman van het IBR voor het meelezen.

Aansprakelijkheid na oplevering – art. 7:758 lid 4
De meeste besproken wijziging betreft het schrappen van het ‘ontslag’ van aansprakelijk voor de aannemer na oplevering. Met de toevoeging van het nieuwe vierde lid aan dit artikel is de aannemer “aansprakelijk voor gebreken die bij de oplevering van het werk niet zijn ontdekt, tenzij deze gebreken niet aan de aannemer zijn toe te rekenen”.

In het artikel is nadrukkelijk geregeld dat in het geval van een consument (een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf) als opdrachtgever er niet van dit artikel mag worden afgeweken. In alle overige gevallen is het wel toegestaan om contractueel van de aansprakelijkheidsverdeling ten nadele van de opdrachtgever af te wijken indien dit nadrukkelijk in de overeenkomst is opgenomen. Dat laatste wil zeggen dat de opdrachtgever dus instemt met de aangepaste aansprakelijkheidsverdeling.

Aanvulling van de waarschuwingsplicht – art. 7:754 lid 2
Het eerste lid van artikel 7:754 regelt (kortweg) dat de aannemer verplicht is fouten in de opdracht te melden aan de opdrachtgever. Het nieuwe tweede lid regelt dat in geval van aanneming van bouwwerken deze melding schriftelijk en ondubbelzinnig dient te gebeuren en dat daarbij moet worden aangegeven wat de gevolgen zijn. Het idee van dit voorschrift – dat op laatste moment als amendement aan de wet is toegevoegd – is dat de aannemer meldt hoe hij met de geconstateerde fout omgaat. De opdrachtgever weet daardoor of de aannemer het plan helemaal niet uitvoert of slechts na vrijwaring van eventuele aansprakelijkheid als het gaat om de betreffende fout. Het idee van de indiener van het amendement is dat op deze manier vooraf duidelijkheid wordt verkregen over de eventuele aansprakelijkheid achteraf voor fouten.

De waarschuwingsplicht van lid 2, dus de plicht om schriftelijk en ondubbelzinnig te waarschuwen, is dwingendrechtelijk in geval van een consument als opdrachtgever. In andere gevallen mag contractueel van het voorschrift van lid 2 worden afgeweken. De voorschriften van lid 1 zijn niet van dwingend recht, hiervan mag dus door alle partijen van worden afgeweken. Partijen kunnen dus overeenkomen dat op de aannemer geen waarschuwingsplicht rust of een waarschuwingsplicht met een andere maatstaf. De vraag is wat het voordeel zou zijn om af te wijken van de voorschriften van lid 2, mede gezien het feit dat in geval van beroep op de waarschuwingsplicht het aan de aannemer is om aan te tonen dat hij heeft gewaarschuwd: ook zonder het nieuwe tweede lid zal een waarschuwing dus schriftelijk plaatsvinden.

Informatieplicht t.a.v. zekerheid/ verzekering van de aannemer – art. 765a BW
Doel van die nieuwe voorschrift is dat de aannemer bij het aangaan van de overeenkomst zijn opdrachtgever informeert over de zekerheid hij biedt tegen bijvoorbeeld faillissement en gebreken na oplevering. Er is overigens geen sprake van een verplichte verzekering, de informatie kan ook inhouden ‘ik ben niet verzekerd’.

Het betreffende voorschrift is opgenomen in afdeling 2 van titel 7.12 en dus onderdeel van de specifieke bescherming die het BW biedt aan consumenten. De bepaling is dwingendrechtelijk voor consumenten en voor overige opdrachtgevers kan contractueel worden afgeweken.

Waarschuwingsplicht verlengd inhouden van het depot bij de notaris (de 5%-regel) – art. 7:768 BW
Art.  7:768 regelt het depot (de laatste 5%) die een consument in depot kan storten bij een notaris bij bouw van een huis of appartement. Een nieuw in te voegen tweede lid regelt dat een notaris deze laatste 5% pas mag uitbetalen aan de aannemer als de aannemer informatie overlegt waaruit blijkt dat hij de consument heeft gewezen op zijn recht uitbetaling verlengd op te schorten (o.g.v. art. 6:262 BW) en de klant/consument niet heeft aangegeven hiervan gebruik te willen maken.

Het voorschrift is dingend rechtelijk van aard en niet van toepassing op andere opdrachtgevers dan consumenten.

Oplever- of consumentendossier – art. 7:757a BW
De tweede bij amendement toegevoegde plicht voor de aannemer is het leveren van een dossier bij oplevering. Het artikel schrijft voor dat bij een kennisgeving van een aannemer aan zijn opdrachtgever dat het werk klaar is en kan worden opgeleverd, informatie moet worden aangeleverd waaruit dat blijkt. De te leveren informatie moet volledig inzicht geven in de nakoming van de overeenkomst. In ieder geval moet het dossier tekeningen en berekeningen van het bouwwerk en de bijbehorende installaties bevatten en een beschrijving van de toegepaste materialen, installaties, en de gebruiksfuncties van het bouwwerk. Ook moet informatie worden geleverd die nodig is voor gebruik en onderhoud van het bouwwerk.

Wat exact in het dossier moet worden opgenomen is niet bij wet geregeld. Het ligt voor de hand dit in de aannemingsovereenkomst te regelen. Het opleverdossier is regelend recht, wat wil zeggen dat partijen ook overeen kunnen komen om af te zien van levering van een dossier bij oplevering, of een andere inhoud van het dossier kunnen overeenkomen. Vanuit het oogpunt van de opdrachtgever is dit echter niet verstandig geen dossier te vragen, aangezien een deel van de informatie – op grond van de Woningwet – bij gereedmelding aan het bevoegd moet worden verstrekt!

Conclusie
De Wet kwaliteitsborging voor het bouwen leidt er toe dat veel standaard bouwcontracten opnieuw tegen het licht moeten worden gebouwen. Met name als het gaat om het opleverdossier op grond van 7:57a BW is het aan te raden dat aannemers en consumenten gezamenlijk komen tot een goede invulling van de wettelijke plicht.

24 mei 2017 – Hajé van Egmond

Onafhankelijk, onafhankelijker, onafhankelijkst…

In de discussie rondom de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen is de positie van de kwaliteitsborger al vanaf het begin een discussie. Was het oorspronkelijk nog de bedoeling om een kwaliteitsborger zijn werk te laten doen vanuit een ‘onafhankelijke positie’, bijvoorbeeld binnen een bouwbedrijf, de uiteindelijke wetstekst maakt duidelijk dat dat niet mogelijk is.

Geen slager dus die zijn eigen vlees keurt. Maar hoe verhoudt de positie van de kwaliteitsborgers zich dan wel tot de rol en positie van de overige betrokken partijen? Daarover geeft het concept-Besluit Kwaliteitsborging meer duidelijkheid. In een artikel op Omgeving in de Praktijk wordt hierop dieper ingegaan.

Antwoorden vragen Eerste Kamer #Wkb

Op 16 mei heeft minister Plasterk de antwoorden op de vragen van Eerste Kamer naar aanleiding van de Wet kwaliteitsborging aan de Eerste Kamer toegezonden. In de antwoorden wordt onder meer ingegaan op de vragen inzake de relatie met de (invoering van de) Omgevingswet, wordt een nadere uitleg van het stelsel gegeven en gaat de minister in op vragen over de uitleg van de door de Tweede Kamer ingediende amendementen.

De antwoorden zijn via de website van de Eerste Kamer te lezen. Het is de verwachting dat de Eerste Kamer na bespreking van de reactie van Plasterk in de commissie een datum zal prikken voor plenaire behandeling van het wetsvoorstel.

Eerste Kamer: “wacht met doorzenden Besluit #Wkb”

De Commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) van de Eerste Kamer vraagt Minister Plasterk per brief om met de doorzending van het Conceptbesluit Kwaliteitsborging aan de Raad van State te wachten tot het wetsvoorstel Kwaliteitsborging is behandeld. Dit is de uitkomst van de Commissievergadering van 9 mei 2017.

De Eerste Kamer heeft – tegelijk met de Tweede Kamer – het Besluit Kwaliteitsborging ontvangen in het kader van een zogenoemde voorhangprocedure. Op grond van artikel 2, zesde lid, van de Woningwet, wordt een wijziging van het Bouwbesluit – want dat is het Besluit Kwaliteitsborging – vier weken voor doorzending voor advies aan de Raad van State (formeel: voordracht aan de Koning) aan de beide Kamers voorgelegd. Dit biedt hen de mogelijkheid om schriftelijke vragen aan de minister te stellen. De Eerste Kamer vraagt dus nu om het Besluit niet aan het einde van de voorhangtermijn – 29 mei 2017 – door te sturen, maar daar mee te wachten tot het wetsvoorstel is behandeld. Dit is een gebruikelijk verzoek bij de voorhang van ontwerpbesluiten die gebaseerd zijn op wetsvoorstellen die nog niet zijn aangenomen.

Het is de verwachting dat zowel de Eerste als de Tweede Kamer nog schriftelijke vragen over het Besluit zullen stellen. De Eerste Kamer heeft eerder aangegeven het Besluit te willen betrekken in haar oordeel over de wet. Na eventuele aanpassing op grond van vragen van de beide Kamers en verwerking van het advies van de Raad van State zal het Besluit Kwaliteitsborging ter besluitvorming aan de Tweede Kamer worden voorgelegd.