AMvB, voorhang, Kamervragen: een analyse door Peter de Haan

Naar aanleiding van het ontwerpbesluit Kwaliteitsborging zijn door zowel de Eerste als de Tweede Kamer (kritische) vragen gesteld. In reactie op de vragen verschenen er diverse blogs en artikelen waarin het soms leek alsof het hele wetstraject opnieuw begon of dat Wkb ter stemming voorlag in de politiek. In een tweetal artikelen legt Peter de Haan (Asselbergs & Klinkhamer Advocaten) uit wat nu de status is van het ontwerpbesluit en de vragen van de beide Kamers. De Wet kwaliteitsborging is mei 2019 al aangenomen. De Haan licht toe dat de vragen komt voortkomen uit de volgende stap in het wetgevingsproces: voorhang van het Ontwerpesluit kwaliteitsborging. Beide Kamers gaan hierover nadrukkelijk in overleg met de minister maar een stemming is niet aan de orde. Eventuele wijzigingen zullen via het politieke debat tot stand komen.

In beide artikelen gaat De Haan inhoudelijk in op de vragen die door de verschillende partijen zijn gesteld. In een analyse van het Ontwerpbesluit laat De Haan een tegengeluid horen op de kritiek van ondermeer de VNG op het Ontwerpbesluit. Volgens De Haan zal inwilliging van de eisen van de VNG c.s. leiden tot dubbel werk. En mogelijk tot de hoge kosten en bureaucratie die sommige politieke partijen vrezen.

Minister Ollongren heeft aangegeven beide Kamer na het reces in één keer te beantwoorden. De (principiële) discussie over de rol van de gemeente zal dus na de zomer worden voortgezet. In de tussentijd is – zoals De Haan zijn betoog eindigt – de minister aan zet: “Aan haar de ondankbare taak de vele vragen te beantwoorden en opnieuw een compromis te zoeken.”

Heeft u de Wkb al gelezen?

Nu steeds meer partijen zich voorbereiden op de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen, neemt ook het aantal partijen toe dat publicaties over de Wkb naar buiten brengt. In die publicaties komen regelmatig onvolkomenheden en onjuistheden voor. Hieronder worden enkele voorbeelden uit recente publicaties besproken.

Gereedmelding van een bouwproject
Zowel in een artikel van de Antea Groep in Binnenlands Bestuur als in een artikel van Bouwend Nederland op Omgevingsweb wordt gesproken over ‘goedkeuring door BWT’ alvorens een bouwwerk in gebruik mag worden genomen. Dit is niet juist. Wettelijk is geregeld dat voor ingebruikname een verklaring van de kwaliteitsborger en een dossier moeten worden overlegd aan het bevoegd gezag. De uitwerking hiervan in artikel 1.52 van het conceptbesluit Kwaliteitsborging geeft aan dat de betreffende gegevens onderdeel zijn van de melding die 10 dagen voor ingebruikname moet worden gedaan. In de toelichting is hierover opgenomen:

“De informatie moet tegelijk met de verklaring van de kwaliteitsborger worden verstrekt aan het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag heeft 10 werkdagen na ontvangst van de melding om te beoordelen of het dossier volledig is. Als het dossier onvolledig is kan het bevoegd gezag besluiten dat het bouwwerk niet in gebruik mag worden genomen.”

Een en andere is dus vergelijkbaar met de systematiek bij de sloopmelding en melding brandveilig gebruik. Er is geen sprake van een toestemming van het bevoegd gezag voor start van de activiteit. Als er binnen 10 werkdagen geen bericht is ontvangen dat het bouwwerk niet in gebruik mag worden genomen dan is ingebruikname toegestaan.

Aantonen van kwaliteit?
In het artikel in Binnenlandse Bestuur en ook in Cobouw wordt ten onrechte aangegeven dat een aannemer moet ‘aantonen’ dat een gebouw aan de regels voldoet. De wijzigingen in de Wkb gaan niet zo ver dat een aannemer bijvoorbeeld bij oplevering moet aantonen dat aan de geluidseisen wordt voldaan. Het is en blijft zo dat het aan de opdrachtgever is om te bewijzen dat er sprake is van een gebrek. Is er sprake van een gebrek (en dat is anders dan onder de huidige wetgeving), dan is het aan de aannemer om aan te tonen dat dat gebrek hem niet toe te rekenen is. Het loont dus om goed vast te leggen wat er gebouwd wordt zodat er bij een aansprakelijkheidstelling informatie beschikbaar is om aan te tonen dat er geen sprake is van een gebrek. Maar dat is nadrukkelijk wat anders dan ‘bewijzen dat het gebouw voldoet’.

Publiekrecht of privaatrecht?
Als derde valt in diverse artikelen en uitingen op Twitter en LinkedIn op dat publiekrecht en privaatrecht bij de beschrijving van de Wkb nog al eens door elkaar lopen. Zo wordt oplevering (privaat) en gereedmelding (publiek) door elkaar gebruikt waarbij de bijbehorende dossiers (consumentendossier respectievelijk dossier bevoegd gezag) meegaan in de verwarring. Het publiekrechtelijke deel van de Wkb zal in lagere regelgeving worden uitgewerkt. Zo wordt de inhoud van het dossier bevoegd gezag vastgelegd in het Besluit bouwwerken leefomgeving en is het concept daarvan nu al te lezen in het conceptbesluit kwaliteitsborging (1.52 lid 3). De inhoud van het Consumentendossier is vastgelegd in artikel 7:57a van het Burgerlijk wetboek (nieuw) en bevat in ieder geval informatie over het tot stand gebrachte bouwwerk en installaties, de toegepaste materialen en gegevens en bescheiden nodig voor gebruik en onderhoud van het bouwwerk. Partijen kunnen zelf contractueel vastleggen wat er verder al dan niet in dat dossier wordt opgenomen; bij wet wordt hierover verder niets geregeld.

Tot slot
De artikelen bevatten verder enkele kleinere onvolkomenheden, zoals de opmerking dat een fietsbrug gevolgklasse 2 is (moet zijn gevolgklasse 1), dat een kwaliteitsborger gecertificeerd moet zijn, en over hoe het stelsel in elkaar zit. De conclusie is dat er nog veel onduidelijkheid is over de Wkb en wellicht ook dat niet iedereen de teksten zelf wel goed gelezen heeft. Dus als u deze vakantie niets te doen heeft, lees het geheel eens door:

Veel leesplezier!

Kwaliteitsborging op weg naar stemming…

Vanaf de toezending van het bestuursakkoord tussen VNG en BZK aan de Eerste Kamer begin dit jaar, is de stroom aan nieuwsberichten en brieven richting politiek weer langzaam op gang gekomen. De Eerste Kamer heeft aangegeven nog deze periode het dossier Wkb af te willen handelen. Gezien het nieuws dat de bouw jaarlijks nog steeds minstens 5 miljard weggooit lijkt het in ieder geval tijd worden dat er (publiek of privaat) stappen worden gezet. Een kort overzicht van een deel van de discussie (met dank aan Cobouw).

Juridische discussie

Cobouw trapt begin 2019 af met een aantal interviews met juristen over het beoogde wetsvoorstel. Op 22 januari kopt Cobouw ‘Wet kwaliteitsborging rijp voor sloop’ boven een interview met Richard Neerhof, hoogleraar bestuursrecht aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Neerhof is bang voor een bureaucratisch monster. Hij is van mening dat een stelsel van private kwaliteitsborging zonder Rijkstoezicht moet kunnen en wil terug naar een systeem waar de partijen echt zelf verantwoordelijk zijn. In het zelfde artikel constateert Remco Smith, bouwadvocaat te Rotterdam, dat gemeenten door het bestuursakkoord wel een erg stevige vinger in de pap houden. Toch adviseert de bouwadvocaat de Eerste Kamer – bij gebrek aan beter – akkoord te gaan met de Wkb.

Een paar dagen later volgt een interview met Stephanie Gulijk, hoogleraar Privaatrecht. Wederom in Cobouw, stelt prof. Gulijk dat in de Wkb de bal wel erg vaak bij de aannemer wordt gelegd: ‘Waar is architect in Wet kwaliteitsborging?’. Ze is het verder met Prof. Neerhof eens dat het systeem wellicht wel erg complex wordt.

In een brief aan Eerste Kamer geven beide hoogleraren aan dat hun analyses en stellingnamen in Cobouw niet volledig zijn weergegeven en leggen ze het geheel nog een keer goed uit.

Eind maart krijgen de hoogleraren onder de noemer ‘Wet kwaliteitsborging, nu tijd voor actie’ weerwoord van Mr. Marco de Boer, partner bij VBTM Advocaten. De Boer wijst er op dat het alleszins redelijk is dat degene die de fout maakt ook aansprakelijk is voor die fout. Voordelen ziet De Boer met name in het wegvallen van een grotere aansprakelijkheid van de opdrachtgever als deze besluit zelf ook toezicht te gaan houden. Een nadrukkelijk probleem van het huidige stelsel.

Aannemerij verdeeld?

Tijdens een Cobouwcafé begin januari geeft Maxime Verhage aan dat wat Bouwend Nederland betreft de bezwaren tegen de Wet kwaliteitsborging bouw niet zijn weggenomen door de minister. In een discussie met Koerhuis (VVD) over de Wkb geeft hij aan dat het streven naar kwaliteitsverbetering onvoldoend in de wet tot uiting komt. Het standpunt van Koerhuis dat het instorten van de parkeergarage in Eindhoven toch laat zien dat de wet noodzakelijk is, pareert Verhage met de opmerking dat dat ‘ook te maken [had] met falend toezicht van de gemeente’. Verhagen vreest verder voor dubbel werk, dubbele kosten en leges die niet omlaag zullen gaan. Een mogelijk terechte vrees die ook gedeeld wordt door meerdere deelnemers aan proefprojecten.

Op 14 februari constateert Cobouw dat de AFNL – tot nu toe voorstanden van de Wkb – ‘draait’ richting Bouwend Nederland en zich nu ook publiekelijk keert tegen de Wet kwaliteitsborging. In een brief aan Cobouw reageert AFNL dat er geen sprake is van een draai. Bestuur en leden van de AFNL spreken zich nog steeds uit voor invoering van de Wkb. Wat niet wil zeggen dat alle leden voor zijn natuurlijk!

Ondertussen, in de markt…

Nadat de meeste marktpartijen na 11 juli 2017 de Wkb op een laag pitje hebben gezet, gaat een aantal partijen door met kwaliteitsborging. Met name partijen werkend onder het Keurmerk Garantiewoningen (Woningborg, SWK en PlanGarant) gaan gestaag verder met projecten en ook andere partijen organiseren bijeenkomsten of wisselen op een andere manier informatie uit. Tenslotte blijft ook een grote opdrachtgever als Aedes benadrukken dat de wet noodzakelijk is voor een verbetering in de bouw.

Dat de bouw inderdaad nog we een en ander te verbeteren heeft, laat het recente onderzoek van ABN Amro zien: jaarlijks verspilt de bouw nog steeds 5 miljard aan het herstellen van missers. Stel nu dat EIB gelijk heeft en de Wkb hier daadwerkelijk een deel vanaf zou kunnen halen….

 

De WKB: vragen, vragen, vragen

In de Cobouw van 22 januari 2019 is een interview met prof. Richard Neerhof opgenomen met de kop: “Hoogleraar VU Amsterdam: ‘Wet kwaliteitsborging rijp voor sloop’”. Op 24 januari volgde een artikel met als titel:  “Bouwadvocaten kraken Bouwwet: ‘aannemers te makkelijk doelwit’. En op 29 januari verscheen een artikel, waarin prof. Stephanie van Gulijk (UT)( nogmaals) aan het woord kwam: “‘Waar is architect in Wet kwaliteitsborging?’”.  In deze bijdrage (eerder verschenen in Actualiteiten Bouwrecht) een reactie van prof. mr. dr. M.A.B. Chao-Duivis.

De kwartiermakers voor de wet reageerden op 28 januari 2019 met een blog op de website van de Cobouw: ‘Professor Neerhof wil de private kwaliteitsborgers inclusief instrumenten en toelatingsorganisatie uit de wet schrappen en lijkt er niets voor in de plaats te willen: gewoon doorgaan op de oude voet dus? En de bouw het gewoon zelf laten uitzoeken? De voorgeschiedenis is blijkbaar aan hem voorbijgegaan: kritische rapporten van de toenmalige VROM-inspectie (rond 2000) over de kwaliteit in de bouw, capaciteitsgebrek bij gemeenten – zeker vanaf de recessie in 2008 – en de roep om verandering, ook vanuit BWT zelf.’.

Dit alles was voorafgegaan door het schrijven van de Minister van BZK en de VNG d.d. 17 januari 2019 houdende Bestuursakkoord implementatie en invoering wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen. Daarin staat o.a.: ‘Het bouw- en woningtoezicht is een wettelijke taak: publiek toezicht is onmisbaar. (…….) De vergunninghouder legt dus inhoudelijk verantwoording af aan het bevoegd gezag door middel van de risicobeoordeling en het dossier bevoegd gezag. (……….) De risicobeoordeling kan door het bevoegd gezag worden gebruikt om zijn handhavende taak van waarnemen, beoordelen en interveniëren vooraf inhoud en richting te geven. De risicobeoordeling biedt het bevoegd gezag de mogelijkheid om invulling te geven aan zijn preventieve rol om als bevoegd gezag de repressieve rol uit te kunnen oefenen. In het kader van de handhavende taak kan het bevoegd gezag, indien daartoe in het specifieke geval aanleiding wordt gezien, tijdens de bouw informatiemomenten en stopmomenten aan de vergunninghouder opleggen.’. Over de voorgestelde regeling van de aansprakelijkheid na oplevering (art. 7:758 toegevoegde lid 4 BW) wordt niets gezegd.

De Eerste Kamer heeft in de vergadering van 29 januari 2019 besloten de gedachtevorming voort te zetten; tot 19 februari 2019, zie het bericht ‘Inbreng voor schriftelijk overleg over alle correspondentie over en ontwikkelingen rondom het wetsvoorstel wordt geleverd op 19 februari 2019’ in Korte aantekeningen vergadering commissie Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) van 29 januari 2019. De agenda voor de vergadering van 29 januari 2019 ging gepaard met een lange lijst van meegezonden documenten: van de Minister, maar ook wederom van veel van de partijen die zich in de loop van dit wetgevingstraject al zo vaak lieten horen.

Er is en wordt veel gezegd in dit wetgevingstraject, dat mij verbaast en blijft verbazen. Het is een politiek verhaal geworden. De houdbaarheid/logische onderbouwing van redeneringen en standpunten wordt vaak node gemist. Ook het ingaan op argumenten, die in de literatuur zijn geuit en waarschuwingen bevatten voor de ingeslagen weg, laat te wensen over.

Wat betreft de figuur van de kwaliteitsborger en alles wat daarom heen opgetuigd gaat worden, wijs ik op de stukken van Eric Moesker in Actualiteiten Bouwrecht, 28 april 2016 , die o.a. sprak van ‘systeemcollisie’ . Peter de Haan merkt in TBR 2016/79op:

‘Tot slot rest de vraag of het wetsvoorstel Wkb leidt tot een betere toetsing aan en handhaving van het Bouwbesluit 2012 in verhouding tot het geldende stelsel. Nu het erom gaat dat het gerealiseerde bouwwerk aan het Bouwbesluit voldoet, vind ik het een verbetering dat in het nieuwe stelsel een repressieve toetsing van het gerealiseerde bouwwerk plaatsvindt. Als de gemeentelijke afdelingen bouw- en woningtoezicht (en omgevingsdiensten die bouwtoezicht uitvoeren) onvoldoende capaciteit en/of technische kennis hebben om die repressieve toetsing te doen en geen financiële middelen om dit te verbeteren, dan is de keuze van een repressieve toetsing door een private borger begrijpelijk.(cursivering MC) Wat betreft de bevoegdheid om te handhaven als een bouwwerk niet aan het Bouwbesluit voldoet, treedt geen verbetering op nu die bevoegdheid (vooralsnog) in het wetsvoorstel Wkb niet wijzigt. Zonder wijzigingen in artikel 1b, eerste en vierde lid, Ww in het wetsvoorstel Wkb verwacht ik desalniettemin een verbetering wat betreft handhaving.’.

Het gecursiveerde vertoont overeenstemming met waarop de kwartiermakers wijzen: capaciteitsgebrek bij gemeenten.

Is het logisch om de capaciteitsproblemen bij een overheidsdienst mede als argument te gebruiken om een onafhankelijk stelsel van overheidscontrole, dat tot de oudste taken van de overheid behoort, op afstand te zetten en de taken privaat te gaan beleggen? En als controle door een overheidsdienst niet goed werkt, ligt het dan niet voor de hand iets te doen aan de oplossing van dat probleem bij die dienst? Het denken over kwaliteitscontrole, over controle op naleving van wet- en regelgeving (i.c. het Bouwbesluit) is zeer ontwikkeld in de afgelopen 20 jaar: waarom zouden die lessen niet door overheidsdiensten belast met controle en handhaving kunnen/moeten worden toegepast?

Een paar woorden over de geschilbeslechting: ja die wordt ingewikkelder. Eric Moesker merkte in het tweeluik over de geschilbeslechting op: ‘Met name de keuze van de regering om in het nieuwe stelsel voor de gemeente toch een resterende, complementaire rol te zien maakt het kluwen van rechtsbetrekkingen, het karakter daarvan en de daaruit voortvloeiende potentiële geschillen, er niet eenvoudiger op.’ (TBR 2016/93). Zelf zette ik in mijn bijdrage aan het tweeluik, uiteen dat er meer potentiele geschillen zullen komen, want er ontstaan nieuwe relaties die in de plaats komen van waar er thans maar 1 relatie is (TBR 2016/92). Lost het Bestuursakkoord dat op? Nee, want dat aspect komt daar niet in terug.

Is het Bestuursakkoord een antwoord op de onduidelijke rol van het overheidstoezicht en de handhaving onder de nieuwe wet? Ik heb daar grote aarzelingen. Dit moet nog uitgewerkt worden en het zal niet eenvoudig om de problemen van de samenloop van controles en de onenigheid die daarmee onvermijdelijk gepaard zal gaan te beteugelen. Vooralsnog zie ik ook hier een extra relatie, die tot extra problemen zal leiden. Die samenloop is er in zekere zin nu ook bij discussies tussen BWT en een adviseur die een vergunningaanvrager/houder bijstaat, maar onder de nieuwe wet heeft de kwaliteitsborger wel een andere status.

Dan de aansprakelijkheidsregeling. In het rapport ‘Naar een andere verdeling van verantwoordelijkheid in de bouw’ uit 2013, is opgemerkt dat de consument (natuurlijke persoon niet handelende in bedrijf of beroep)‘een degelijke bescherming geniet’ (p. 123) dank zij het bestaan van de garantie- en waarborgregeling in combinatie met laagdrempelige arbitrage. Die degelijke bescherming staat de professionele opdrachtgever niet ten dienste en het is uitgerekend diens bescherming die in de voorgestelde wijzigingen van het wetsvoorstel onder druk staat. De argumenten heb ik reeds vaak besproken en n.m.m. weerlegd (in TBR en ook in het boek Vijftig weeffouten in het BW, Ars Aequi, 2017, p. 337 e.v.).

In die laatste publicatie schreef ik (p. 341/342, noten verwijderd omwille van de leesbaarheid) over de totstandkoming van de wet o.a.:
‘Het moet mij van het hart dat het niveau van het debat in de Tweede Kamer teleurstellend is geweest. Waar nog met veel plezier gebruik gemaakt kan worden van de parlementaire geschiedenis van het BW, ook wat betreft de eerst in 2003 ingevoerde Titel 7.12 (aanneming van werk), is dat met dit wetsvoorstel veel minder het geval. Zoals hiervoor aangegeven is men in de literatuur kritisch ten opzichte van de wet. Was dat nu alleen maar omdat men het er niet mee eens was, dan was dat geen probleem. Maar nee, de kritiek treft de formuleringen, de systematiek en de uitvoerbaarheid van de wet. Men kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de Aanwijzingen voor de regelgeving bij het wetgevingsproces niet erg in beeld zijn geweest. Dit geldt voor de teksten afkomstig van de minister, maar ook voor die van de Kamerleden, al gelden de Aanwijzingen formeel niet voor de Tweede Kamer. Amendementen zijn ingediend voorzien van toelichtingen die op die amendementen geen toelichting zijn en bovendien inhoudelijk onjuist zijn.  In hun artikel ‘Plangever moet zijn werkvoorbereider serieus nemen’, constateren de auteurs dat de (gemeente)raad zich moet houden aan de voor bestuursorganen geldende rechtsregels, zoals de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Dit brengt onder meer mee dat bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen wordt vergaard en dat het tot een zorgvuldige en kenbare belangenafweging moet komen. Het parlement is weliswaar geen bestuursorgaan, zoals de gemeenteraad dat wel is, maar het serieus nemen van het formuleren van amendementen is toch eigenlijk iets dat vanzelfsprekend zou moeten zijn. Wat we hier langs hebben zien komen, getuigt daar lang niet altijd van.’.

Ik voeg daar nu nog het volgende aan toe. De wijze, waarop deze wet tot stand komt, geeft mij het gevoel van de rijdende trein: spreekwoordelijk niet meer te stoppen, zoals ook grote projecten soms tot stand komen. Het wetgevingsproces overziend dringt zich het interview gepubliceerd in de NRC van 17 december 2018 met Senaatsvoorzitter Ankie Broekers-Knol op. De voorzitter af een kijkje in de keuken van de motieven die bij het aanvaarden van wetgeving een rol spelen. Op de vraag ‘Bij een slecht doordachte stelselwijziging met grote gevolgen stemt de senaat veel minder snel tegen.’, werd geantwoord: ‘Ja, dan is er uitvoerig over onderhandeld in de coalitie. Zeg je dan nee, dan komt een proces waar soms al jaren aan is gewerkt enorm in de knoop. (…….)’.

Steeds weer worden dezelfde waarschuwingen geuit (mijn verhaal is absoluut niet volledig, ik doe vele auteurs tekort, noem hier expliciet Evelien Bruggeman, IBR, en Hans Nijsse, TU Delft, TBR 2018/182) en steeds weer wordt daaraan voorbij gegaan of worden ze niet adequaat en overtuigend weerlegd. En het proces gaat maar door. Het is het primaat van de politiek om te komen met een stelselwijziging, maar dat primaat ontslaat de wetgever er niet van om dat op een deugdelijke manier te doen. Dat betekent m.i. goed onderbouwd, logisch kloppend,  en waarbij de rol van niet ambtenaren en niet leden van het parlement passend en beperkt is. Het huidig tijdsgewricht is niet meer wat het was toen met dit voorstel begonnen werd (2008). Op verschillende terreinen is het besef doorgedrongen, dat de taken van de overheid niet eindeloos overgedragen kunnen worden aan de markt en dat wat die markt te bieden heeft ook niet altijd alleen maar rozengeur en maneschijn is. Past het wetsvoorstel wel in een aan zekerheid behoefte hebbende maatschappij?

Monika Chao-Duivis, directeur Instituut voor Bouwrecht en hoogleraar bouwrecht TU Delft

 

 

Blog: Meer kwaliteit, ook zonder Wkb

Hoe je méér bouwkwaliteit krijgt (ook zonder de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen)

Dit artikel is geschreven door Ottilie Laan en gepubliceerd op De Bouwadvocaat

‘Madonna, what have I done?’

‘Are we really going down? I don’t understand’ schreeuwde kapitein Mario Schettino.

Op dat moment sloegen de rotsen Isole Le Scole een gigantisch gat in de romp van de Costa Concordia. Een kwartier later kapseisde het cruiseschip in ondiep water net buiten de haven van Giglio. Kapitein Mario Schettino bracht een zeemansgroet. De rotsen zag hij over het hoofd. Ze stonden niet op de kaart, zei hij. In werkelijkheid staan ze er wel op. Èn steken ze duidelijk boven het water uit.

Zo ging het ook met het wetsvoorstel voor de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen.

Wat regelt Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen?

In dit wetsvoorstel zorgt de bouw zelf voor meer bouwkwaliteit en een betere positie van de bouwconsument. Private kwaliteitsborgers toetsen bouwplannen vooraf en houden toezicht tijdens de bouw. De aannemer is eerder aansprakelijk. Ondertussen blijven gemeenten verplicht om te handhaven als een bouwwerk na de oplevering niet voldoet aan de voorschriften.

Waarom is de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen in het zicht van de haven gestrand?

Tijdens het debat vergeleek Minister Plasterk het bouwen van een bouwwerk met het kopen van een auto bij de dealer. Als de auto niet goed is, ga je terug naar de dealer. Als het bouwwerk niet goed is, ga je terug naar de aannemer. Die vergelijking gaat mank.

Lees meer…

Gert-Jan van Leeuwen: Demissionaire dilemma’s

De afgelopen jaren is er geen onderwerp waarmee ik zo intensief bezig ben geweest als de stelselwijziging inzake de kwaliteitsborging van het bouwen. Eerst samen met Frans Fijen (†) als penvoerder van het visiedocument van de Vereniging Bouw- en Woningtoezicht en vanaf najaar 2013 als ‘kwartiermaker’ onder de vlag van het Instituut voor Bouwkwaliteit. In die laatste rol heb ik ruim zicht op het proces van voorbereiding van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen en het uitvoeringsinstrumentarium.

De laatste maanden stonden vooral in het teken van de politieke besluitvorming over deze wet. Ik heb mij af en toe zeer verbaasd over sommige fasen in dat besluitvormingsproces. Op hoofdlijn zie ik het wetsvoorstel als resultaat van zorgvuldige en langdurige voorbereiding dat door amendering op het laatste moment uit balans wordt gebracht. Dit is deels inherent aan het stelsel van de parlementaire democratie, maar niettemin riskant. Ik doel vooral op de besluitvorming over amendementen.

Tot het laatst is aan de tekst van amendementen en toelichting gesleuteld door de indieners en anderen. Weliswaar wordt daarbij meestal – ook in dit geval – afgestemd met de betrokken minister of diens ambtenaren, maar het ‘denkraam’ van waaruit de indiener opereert kan op onderdelen of ten principale afwijken van dat van de minister c.s. Dat was ook het geval bij de amendementen 16 en 17 van toenmalig PvdA-Kamerlid Albert de Vries. Zo stelde hij in eerste termijn op 18 januari 2017 over de stelselwijziging naar private kwaliteitsborging onder meer: “Wij zien de noodzaak niet en wij vinden dit kwetsbaar.

Nieuwjaarsgroet en samenvatting #Wkb nieuws van de afgelopen weken

Namens iBK iedereen een heel goed 2017! We hopen in ieder geval op snelle behandeling van de Wet kwaliteitsborging door de Tweede Kamer. Vooralsnog volgende week gepland…

Mocht u verder tijdens uw welverdiende vakantie de nieuwsberichten over de Wkb gemiste hebben, het was rustig:

  • Bouwend Nederland en de gemeente Hilversum publiceerden op 30 december een gefilmd verslag van de bijeenkomst Kwaliteitsborging van 8 december.
  • Verder tussen Kerst en Oud en Nieuw een interview op BNR met Frank de Groot – hoofdredacteur Bouwkwaliteit in de Praktijk – en Boudewijn Warbroek – hoofdredacteur Cobouw – over de Wet kwaliteitsborging. De betreffende aflevering van Bouwmeesters is hier terug te luisteren.
  • VBWTN deed in Bouwkwaliteit in de Praktijk van december 2016 een oproep aan gemeenten om te starten met pilotprojecten Wkb.
  • De Vlaamse regering gaat in 2017 een Woningpas invoeren, een digitaal woningpaspoort waarin alle informatie over een woning is opgenomen. Eens kijken of iets dat jaren geleden in Nederland helaas niet lukte in Vlaanderen wel van de grond te krijgen is. De Vlamingen wordt gevraagd hierover mee te praten via de website van de Vlaamse overheid.

Verder ontplooien verschillende partijen de nodige initiatieven ter voorbereiding op de Wkb:

En vast nog veel meer…. Laat het ons weten!

“Het recht op kwaliteitsborging”

Open brief Harry Nieman, gepubliceerd in Cobouw op 13 september 2016.

imageIn Cobouw, maar ook in landelijke dagbladen zoals Trouw, Volkskrant en NRC hebben diverse journalisten en briefschrijvers vastgesteld dat de controle op de bouw niet aan de markt kan worden overgelaten. Een mening die vragen oproept.

De journalisten en de briefschrijvers (zoals Richard Neerhof in NRC) baseren hun mening op een interne ambtelijke notitie van de gemeente Den Haag die gaat over het oefenen met zogenaamde instrumenten (toets-methoden). Het experiment is succesvol, want er komen de nodige te verbeteren zaken aan het licht. Verbeteringen die inmiddels zijn en worden doorgevoerd door de betrokken bouwers en kwaliteitsborgers. Dat is precies wat met ermee wordt beoogd. Een experiment dat bovendien wordt uitgevoerd onder toezicht van het bevoegd gezag: de betrokken gemeente.

Ik adviseer minister Blok om nu door te pakken en de markt zo snel mogelijk haar verantwoordelijkheid te laten nemen voor de technische bouwkwaliteit. In het belang van zowel particuliere als zakelijke consumenten. Hierbij is tegelijkertijd een sterke overheid noodzakelijk.

Lees de rest van van de ingezonden brief op de Website van Cobouw.