Consultatie Praktijkrichtlijn consumentendossier (NPR 8092)

Gepubliceerd op IBR Tracker op 14-11-2019 door mr. dr. E.M. Bruggeman - Instituut voor Bouwrecht

Sinds 1 oktober van dit jaar is de ontwerpversie van de Nationale Praktijk Richtlijn (NPR) 8092 ‘Consumentendossier’ beschikbaar voor consultatie.[1] Deze richtlijn is opgesteld door de ‘Normcommissie Consumentendossier’, in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, anticiperend op de inwerkingtreding van de Wet Kwaliteitsborging voor het Bouwen (hierna: WKB).[2] Volgens het persbericht dat NEN uitbracht ten tijde van het ter consultatie leggen, is het ontwerp van NPR 8092 ‘bedoeld als handreiking aan aannemers om zelf een digitaal Consumentendossier op te stellen, dat straks bij oplevering aan consumenten moet worden overgedragen voor nieuwbouw en verbouw. In de NPR wordt omschreven waar het Digitale Consumentendossier ten minste aan moet voldoen.’[3] In deze redactionele bijdrage wordt door mr. dr. E.M. Bruggeman kort ingegaan op de achtergrond en inhoud van de richtlijn.

1. De Wet Kwaliteitsborging voor het Bouwen
De NPR-richtlijn (hierna: de richtlijn) is een uitvloeisel van een in de WKB opgenomen mogelijkheid tot het leveren van een dossier bij oplevering. 
Kort samengevat bevat de WKB zowel een publiekrechtelijke als een privaatrechtelijke component. Het ‘publiekrechtelijke’ gedeelte ziet o.m. op wijziging van de Woningwet en daarmee een geheel nieuw systeem van kwaliteitsborging, waarbij (samengevat) de markt geacht wordt zelf in te staan voor de door haar te realiseren kwaliteit. Het privaatrechtelijke deel heeft betrekking op een aantal wijzigingen in Boek 7 van het BW en is een relatief kleine aanvulling op de veel ingrijpender stelselwijziging die met de wijziging van de Woningwet is beoogd.[4]
Het wetsvoorstel heeft primair tot doel de bouwkwaliteit te verbeteren. Om dat te bewerkstelligen wordt gepoogd de positie van de particuliere en zakelijke opdrachtgever in de bouw te verbeteren, onder andere door de consument beter te informeren.[5]  
 
2. De WKB en het opleverdossier
Het oorspronkelijke wetsvoorstel voor de WKB bevatte geen wettelijke bepalingen die het leveren van een opleverdossier of consumentendossier verplicht stelde. In de Memorie van Toelichting (hierna: MvT) werd echter wel de toezegging gedaan om onderzoek te gaan doen naar de mogelijkheden van consumentendossiers.[6]
Met het consumentendossier zoals dat beschreven werd in de MvT lijkt iets anders bedoeld te zijn dan het opleverdossier bestemd voor de kwaliteitsborger of het bevoegd gezag[7], terwijl in de consultatieronde van de WKB wel stemmen opgingen te onderzoeken of de verschillende opleverdossiers niet gecombineerd zouden kunnen worden.
 
Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer is bij amendement toegevoegd dat de aannemer verplicht is een opleverdossier aan te leveren.[8] Met het aannemen van amendement nr. 17 is bepaald dat de aannemer bij oplevering twee soorten dossiers zou moeten aanleveren: een privaatrechtelijk dossier (opgenomen in het BW) en een publiekrechtelijk dossier dat ingeleverd moet worden door de aannemer bij t bevoegd gezag (opgenomen in de Woningwet) die de aannemer verplicht een dossier in te leveren bij het bevoegd gezag.[9]
Over dit laatste dossier, en de vraag welke beslissing het bevoegd gezag kan en moet nemen op dat dossier en wat de status van een dergelijke beslissing is, schreven Moesker en De Haan in TBR.[10]
 
De toelichting op dit amendement vermeldt dat een opleverdossier uit twee delen bestaat: a) een consumentendeel waarin de aannemer verklaart en aantoont dat hij het bouwwerk volgens regels van goed en deugdelijk werk heeft gemaakt en b) een opleveringsdeel waarin de aannemer verklaart en aantoont dat hij aan de wettelijke regels en prestatie-eisen heeft voldaan. Een dergelijke onderverdeling blijkt echter niet uit de tekst van de wet.[11] Het is wel is denkbaar dat een aannemer een privaatrechtelijk consumentendossier levert waarin ook het publiekrechtelijk deel is opgenomen dat naar het bevoegd gezag is gestuurd, maar verplicht is dit niet.
De NPR richtlijn die nu ter consultatie voorlicht voorziet daar ook niet in. Deze NPR richtlijn ziet enkel op het dossier voor de opdrachtgever, en niet het dossier voor het bevoegd gezag. 
 
3. Art. 7:757a BW – reikwijdte 
Amendement nr. 17 resulteerde in het invoegen van art. 7:757a BW in de Titel Aanneming van Werk. Het artikel luidt als volgt:
‘In geval van aanneming van een bouwwerk legt de aannemer bij de kennisgeving dat het werk klaar is om te worden opgeleverd, bedoeld in art. 758 lid 1, een dossier aan de opdrachtgever over met betrekking tot het tot stand gebrachte bouwwerk. Het dossier bevat gegevens en bescheiden die volledig inzicht geven in de nakoming van de overeenkomst door de aannemer en de te dien aanzien uitgevoerde werkzaamheden en bevat in ieder geval: 
a) tekeningen en berekeningen betreffende het tot stand gebrachte bouwwerk en de bijbehorende installaties, en een beschrijving van de toegepaste materialen en installaties, alsmede de gebruiksfuncties van het bouwwerk; 
b) gegevens en bescheiden die nodig zijn voor gebruik en onderhoud van het bouwwerk.’
 
Zoals opgemerkt ziet de NPR richtlijn op het dossier van art. 7:757a BW en zou de richtlijn hier (op zijn minst enigszins) op aan moeten sluiten. 
 
Voordat de richtlijn zelf wordt besproken is van belang vooraf enkele kanttekeningen te maken bij de reikwijdte en inhoud van bovengenoemde wetsbepaling.[12] 
Allereerst is art. 7:757a BW opgenomen in Afdeling 1 van de Titel Aanneming van Werk en derhalve van toepassing op alle vormen van aanneming van ‘bouwwerken’ en dus niet alleen op consumentenbouw.[13] Het begrip ‘bouwwerken’ is daarnaast ook niet in het wetsartikel of de rest van de Titel gedefinieerd.[14] 
Ook is van belang in het oog te houden dat het artikel van regelend recht is, nu de bepalingen in Afdeling 1 op twee uitzonderingen na, allen van regelend recht zijn en in het artikel zelf niet is aangegeven dat het om dwingend recht zou gaan. Partijen mogen dus van deze bepaling afwijken. Dat betekent dat zij overeen mogen komen dat geen dossier wordt geleverd, of dat een dossier met een andere inhoud dan die genoemd in het artikel, wordt geleverd.
 
4. De richtlijn – Vorm van het dossier
Over de vorm van het dossier zegt het BW-artikel waarop de richtlijn is gebaseerd niets. De richtlijn kiest uitdrukkelijk voor een digitaal dossier. ‘De lasten voor aannemers en andere gebruikers van het dossier worden aanzienlijk beperkt door de keuze van de normcommissie voor digitalisering van het consumentendossier. Alle relevante documenten kunnen eenvoudig in het digitale dossier worden geüpload.’ 
In de toelichting wordt dit digitale karakter echter eerst enigszins gerelativeerd[15] “Met ‘digitaal’ wordt ten minste bedoeld: pdf, jpeg of ander type digitaal document.” En vervolgens vrij complex gemaakt: ‘Daarnaast is het digitale dossier ook geschikt voor bestanden van 3D-modellen en voor BIM-toepassingen en zal het dossier meegaan met de technologische ontwikkelingen in de bouw.’ 
Aangezien ‘BIM’ niet één verschijningsvorm kent en niet elk 3d-model leesbare en toegankelijke consumenteninformatie oplevert, kan het dossier eigenlijk elke vorm aannemen, zolang het maar niet op papier wordt geleverd. Daar is op zich niets mis mee, zolang in een concrete situatie voor een consument nog maar te volgen is in welke vorm hij zijn dossier krijgt aangeleverd. 
 
5. De richtlijn – Consumentendossier
Hoewel, zoals gezegd, een opleverdossier het meest voor de hand zou liggen bij consumentenbouw, gaat het in het BW-artikel opgenomen dossier verder.
De NPR Richtlijn spreekt van ‘consumentendossier’ en het document is ook opgesteld door de normcommissie ‘Consumentendossier WKB’.[16] Dit impliceert dat het niet bedoeld is voor professionele opdrachtgevers (als we tenminste de juridische betekenis van het begrip consument hanteren). Het is zeer de vraag of de normcommissie dat begrip voor ogen heeft gehad nu de richtlijn (of zijn opstellers) zich niet enkel lijkt te richten op de (consument) opdrachtgever, maar ook op ‘andere gebruikers’.[17] Er wordt voorts ook gesproken van projectontwikkelaars en huurders. Onduidelijk is hoe de richtlijn zich verhoudt tot die partijen, nu deze geen ‘consumentopdrachtgevers’ zijn. Het noemen van deze groepen werkt op zijn minst verwarrend. 
Uit de parlementaire geschiedenis van de WKB blijkt overigens dat ook de wetgever zelf niet altijd helder voor ogen heeft gehad dat het begrip consument een juridische betekenis heeft waardoor het niet ziet op professionele opdrachtgevers.[18] 
 
6. De richtlijn – goed en deugdelijk werk 
Kort, en zonder volledig te zijn, op deze plaats iets over de inhoud van het dossier, en wat de richtlijn daarover zegt. De NPR richtlijn beoogt een consumentendossier te leveren met het volgende doel[19]: 
–  aantonen dat de opdrachtgever krijgt wat hij gekocht dan wel afgesproken heeft;
–  bieden van een handleiding om vast te stellen of er goed en deugdelijk werk is geleverd;
–  bieden van aanwijzingen voor gebruik en onderhoud;
–  aangeven van punten waarop te letten bij verbouw en/of renovatie (zoals doorbraken, uit- en opbouwen).
Daarop voortbouwend is ook de volgende passage opvallend:
“Handleiding ‘Goed en deugdelijk werk’
Een integraal onderdeel van de definitieve NPR wordt de handleiding ‘Goed en deugdelijk werk’. In de
handleiding wordt vastgelegd wat onder een correcte uitvoering mag worden verstaan (goed en
deugdelijk werk). De handleiding krijgt een plaats binnen het digitale consumentendossier en wordt
zo uitgewerkt dat hij voor iedereen leesbaar en begrijpelijk is.”
Blijkbaar beogen de opstellers van de richtlijn dat de woning (‘het bouwwerk’) waarop het dossier ziet, voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk.
Zowel de WKB als het BW eisen echter niet dat door een aannemer voldaan wordt aan de eisen van goed en deugdelijk werk, die eis is veelal opgenomen in de (koop-) aannemingsovereenkomst zelf. De enkele eis die in de WKB wordt gesteld is dat voldaan wordt aan de eisen van het Bouwbesluit. De eis van goed en deugdelijk werk omvat in sommige gevallen meer, of iets anders, dan dat.[20] Desalniettemin lijkt de richtlijn dus, hoewel blijkens de toelichting gebaseerd op de wet, meer te vragen van een bouwwerk en een dossier.   
 
De toelichting op het amendement, waar art. 7:757a BW het gevolg van is, stelt wel dat de aannemer in het dossier moet aantonen dat hij heeft voldaan aan de eisen van goed en deugdelijk werk. Dit blijkt echter niet uit de tekst van de wet zoals voorgesteld, en is dus niet een verplichting voor de aannemer. En de aannemer hoeft uiteraard überhaupt niet aan te tonen in het dossier dat hij voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk, als hij dit in de aannemingsovereenkomst niet (expliciet) is overeen gekomen. In dat geval dient hij enkel te bouwen volgens de regels van het Bouwbesluit. 
 
7. De richtlijn – terminologie
Zonder uitputtend te zijn valt voorts het volgende op bij alleen al het lezen van de terminologielijst. Er worden definities gegeven voor termen waarvan zeer de vraag is of zij aansluiten bij de termen gehanteerd in het BW of de WKB. Met het oog op duidelijkheid en rechtszekerheid verdient dat zeker niet de schoonheidsprijs. Alleen al de beschrijving van de term ‘bouwwerk’ roept veel vragen op: 
“bouwwerk
woning, woongebouw of een gedeelte daarvan
 
Opmerking 1 bij de term: Ook een praktijkruimte aan het bouwwerk kan onderdeel uitmaken van het bouwwerk.
 
Opmerking 2 bij de term: De definitie zoals hier gesteld, geldt alleen voor deze NPR, aangezien in de Wet Kwaliteitsborging de definitie van ‘bouwwerk’ breder is dan alleen de woning. In deze NPR wordt bedoeld: bouwwerk met de functie wonen”
 
Om kort te gaan, de definitie sluit niet aan op het BW of de WKB (nog daargelaten of de term daar wel gedefinieerd is dan wel goed doordacht, zie mijn eerdere opmerkingen daarover), maar is ook innerlijk tegenstrijdig gezien de verwijzing naar de ‘praktijkruimte’. Het sluit met dat laatste ook nog eens niet aan op de juridische leerstukken rond het begrip consument en het zogenaamd gemengd privé-professioneel gebruik. En dit is nog maar één definitie. De rest van de lijst roept bij juristen nog meer vragen op. Mijn persoonlijke doorn in het oog is de definitie van een koop-/aannemingsovereenkomst (onder 3.11) “koopovereenkomst waarbij als onderdeel van deze overeenkomst ook een opdracht tot bouw of verbouw van een bouwwerk wordt gegeven.”  
 
8. Slot
Bovenstaande, zeer summiere eerste blik op de richtlijn laat zien dat nog wel een en ander te verbeteren valt aan de NPR Richtlijn Consumentendossier. Mijn oproep op deze plaats is dan ook aan juristen om nog eens heel kritisch mee te kijken naar inhoud en reikwijdte en gevolgen van de teksten opgenomen in deze richtlijn.  
 
Tot woensdag 1 januari 2020 kan gereageerd worden op het ontwerp NPR 8092 via de website van de NEN
 
Op de website is de mogelijkheid opgenomen per sectie digitaal commentaar in te voeren. Algemeen commentaar op het ontwerp kan bij de titel worden ingevoerd. Er moet wel eerst een profiel worden aangemaakt voordat dat mogelijk is. 
 
Eindnoten:
[2] Vooralsnog staat inwerkingtreding van de WKB gepland voor 1 januari 2021 (Red: 1 juli 2022). Klik hier voor meer achtergrondinformatie over dit wetsvoorstel.
[3] Persbericht NEN van 1 oktober 2019: ‘Ontwerp NPR ‘Consumentendossier’ beschikbaar voor commentaar’, via https://www.nen.nl/NEN-Shop/Bouwnieuwsberichten/Ontwerp-NPR-Consumentendossier-beschikbaar-voor-commentaar.htm 
[4] Zie onder andere E.M. Bruggeman, ‘De privaatrechtelijke aspecten van het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het Bouwen (Deel 1). Algemene opmerkingen en de informatieplicht omtrent de verzekering en financiële zekerheid (art. 7:765a BW)’, TBR 2016/78 en P.M.J. de Haan, De voorgestelde wijzigingen in de preventieve en de repressieve toetsing aan bouwtechnische voorschriften’, TBR 2016/79 voor meer achtergrond bij het oorspronkelijke wetsvoorstel.
[5] Kamerstukken II 2015/16, 34 453, nr. 3, p. 2.
[6] Kamerstukken II 2015/16, 34 453, nr. 3, p. 31.
[7] Bruggeman, TBR 2016/78, par. 5.
[8] Lees o.a. redactioneel E.M. Bruggeman, ‘Het opleverdossier onder de Wet Kwaliteitsborging: een nadere beschouwing‘, Actualiteiten Bouwrecht 4 juli 2017,
[9] Wijziging (onder I) van art. 7ab van het wetsvoorstel. Aan dit artikel wordt een lid toegevoegd, luidend: 4. Onverminderd art. 2, worden bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, regels gesteld met betrekking tot het in gebruik nemen van bouwwerken als bedoeld in het eerste lid. Tot die regels behoort in ieder geval de verplichting om voor het in gebruik nemen van het bouwwerk aan het bevoegd gezag een dossier te overleggen dat inzicht geeft of het gerealiseerde bouwwerk voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in art. 2, eerste lid, aanhef en onder a, en vierde lid, of art. 120.
[10] P.M.J. de Haan en H.C.W.M. Moesker, ‘De risicobeoordeling bij de vergunningaanvraag Wkb’, TBR 2017/92.
[11] Zie ook: H.P.C.W. Strang, ‘Redactioneel; Post Scriptum (2) bij tweede termijn Kamerbehandeling wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen‘, Actualiteiten Bouwrecht 20 februari 2017.
[12] Lees ook de eerdere redactionele bijdrage van E.M. Bruggeman, Het opleverdossier onder de Wet Kwaliteitsborging: een nadere beschouwing, Actualiteiten Bouwrecht van 4 juli 2017 voor meer achtergrondinformatie.
[13] Het artikel is immers niet in de voor consumentennieuwbouw geldende (dwingendrechtelijke) Afdeling 2 van de Titel Aanneming van Werk is opgenomen, maar door de plaatsing afdeling 1 van Titel 7.12, ook op professionele opdrachtgevers van toepassing.
[14] Lees H.P.C.W. Strang en E.M. Bruggeman, ‘Afbakeningsvragen in Titel 7.12 BW. Een verkenning van de reikwijdte van de titel en de daarin opgenomen bepalingen TBR 2018/134 over de definitieproblemen.
[15] p. 38 NPR 8092.
[16] Op p. 5 staat wie er zitting hadden in de commissie. 
[17] p. 4 NPR 8092.
[18 Zie Bruggeman, TBR 2016/78.
[19] P. 6 NPR 8092
[20] Zie uitgebreid S.J.H. Rutten over dit begrip en de invulling ervan in, De eisen van goed en deugdelijk werk. Een jurisprudentieonderzoek’, TBR2012/28.

Meer prioriteit voor toegankelijkheid?

In 2016 heeft Nederland het VN Verdrag Handicap geratificeerd. Artikel 9 van het verdrag verplicht Nederland om bestaande en nieuwe gebouwen geleidelijk en proactief volledig toegankelijk te maken voor personen met een handicap. Dat neemt niet weg dat Nederland ook nu al meer kan doen om gebouwen sneller en beter toegankelijk te maken.

In het artikel Verbetering toegankelijkheid VN Verdrag Handicap in het Tijdschrift Handicap & Recht gaat Ottilie Laan in op de gevolgen van het VN-Verdrag Handicap met betrekking tot de fysieke toegankelijkheid van gebouwen in relatie tot de huidige en toekomstige bouwregelgeving zoals de Omgevingswet en de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen. Het is de bedoeling dat beide wetten op 1 januari 2021 [Red: 1 juli 2022] in werking treden.

Ook beschrijft Ottilie wat Nederland kan doen om gebouwen sneller en beter toegankelijk te maken, met en zonder het VN Verdrag Handicap. Niet alleen door aanpassing van het Bouwbesluit, maar ook door het benutten van privaatrechtelijke mogelijkheden, zoals het opnemen van de volledige toegankelijkheid van het gebouw als eis in de aanbesteding en die toegankelijkheid integraal onderdeel te maken van het ontwerp.

Met de komst van kwaliteitsborging is het de verwachting en de hoop dat kwaliteitsborgers de toegankelijkheidseisen in het Bouwbesluit meer prioriteit gaan geven.

Kwaliteit moet je willen leveren…

In Bouwkwaliteit in de Praktijk nr. 4 een interview met Jan Pieter van Dalen. Jan Pieter is al een aantal jaar actief binnen kwaliteitsborging en dan vooral aan de kant van de aannemer. Uit de diverse pilots waarin Jan Pieter heeft meegedraaid komt het volgende beeld naar voren:

  • Bouwers willen zich nu nog wel eens verschuilen achter de vergunning
  • Door werken volgens de Wkb komt er meer aandacht voor uitvoeringskwaliteit
  • De focus van de aannemer is nu sterk gericht op goed en deugdelijk werk. De Wkb voegt daar aandacht voor het Bouwbesluit aan toe
  • De communicatie schiet nog eens te kort op dit moment

Jan Pieter pleit er voor nu vooral snel aan de slag te gaan: “De Wkb zal in het begin zeker nog niet perfect zijn, maar gaandeweg zullen verbeteringen naar voren komen.”

Het gehele artikel is via deze link te lezen.

Jan Pieter van Dalen is adviseur, praktijkdocent aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) en kerndocent bij de post HBO-opleiding Bouwprocesmanagement van de Stichting Kennisoverdracht Onderzoek en Ontwikkeling Bouwprocesmanagement (SKOOB)

14 mei duidelijkheid over Wet kwaliteitsborging

Morgen (14 mei 2019) komt er dan eindelijk duidelijkheid over het al dan niet doorgaan van de Wet kwaliteitsborging voor het Bouwen (Wkb). Om 13.35 stemt de Eerste Kamer – na een laatste debat op 23 april jl. – over de wet. Vooruitlopende op de stemming is een aantal artikelen en nieuwsberichten verschenen over de Wkb. Een kort overzicht:

  • Onder de titel Versterkt nieuwe Bouwwet positie bouwconsument wel echt? geeft Mr Ewald L.J. van Hal zijn visie over de vraag of de Wkb de positie inderdaad verbetert. Zijn conclusie is dat dat inderdaad het geval is, maar wel met de kanttekening dat dit niet noodzakelijkerwijs een duidelijkere positie is.
  • Gert-Jan van Leeuwen vraagt zich in Cobouw af hoe het CDA de bouwkwaliteit borgt. In het artikel geeft Gert-Jan een beschrijving van de (politieke) “geboorte” van het wetsvoorstel, waarbij hij het CDA er aan herinnert dat ze zelf aan de wieg van het voorstel hebben gestaan. Mede omdat de vragen het CDA in de Eerste kamer stelt ook al in de Tweede Kamer aan de orde zijn geweest zou het vreemd zijn als het CDA hun “eigen” wet met een tegenstem nu alsnog bij het grofvuil zetten.
  • In een artikel op de website van RTL-nieuws komt Rob Mulder, directeur consumentenzaken van Vereniging Eigen Huis, aan het woord over de Wkb. De huidige situatie is volgens  Rob Mulder van de Vereniging Eigen Huis nogal krom. “Vergelijk het met de aankoop van een nieuwe auto waarvan de ruitenwissers het niet blijken te doen. Elke garage zal dat probleem verhelpen, ook als het pas later wordt ontdekt. Maar bij een huis werkt dat nu dus nog niet zo.”
  • In Cobouw tenslotte nog een interview met de kwaliteitsborger Martijn Oltrop van gBou. In het interview vertelt Martijn Oltrop over het werk als kwaliteitsborger en geeft hij antwoord op de eeuwige vraag of de slager niet zijn eigen vlees keurt. Martijn is daar helder over: “Natuurlijk kunnen er delicate situaties voorkomen, waarbij bouwers niet zitten te wachten op een kritische kwaliteitsborger die ze nota bene zelf betalen. Ik moet dan mijn rug recht houden. Bovendien komt daar een overheidsinstantie (ZBO) boven te staan die dit soort zaken moeten voorkomen.”

Mocht de Wkb worden aangenomen dan zal de wet volgens de huidige planning in 2021 in werking trekking voor Gevolgklasse 1.

“Vroeger had je ontzag voor Bouwtoezicht!”

In Bouwkwaliteit in de Praktijk nr. 6 (september 2018) een kritisch artikel van Professor Rob Nijsse (TU Delft) over de huidige bouw en het toezicht daarop. Een ’terugkeer’ naar een bouwtoezicht zoals het volgens Nijsse vroeger was ziet hij niet gebeuren. Nijsse breekt in het artikel dan ook een lans voor een bouwtoezicht naar Duits voorbeeld. Tevens is naar de mening van Nijsse een strikter toezicht op materialen en op de bouw toegepaste bouwdelen – denk aan Eindhoven – noodzakelijk.

Onafhankelijk toezicht is noodzakelijk en de markt kan daar een grotere rol in spelen. “Ook in Nederland is er bij het bedrijfsleven voldoende kennis en kunde aan­wezig om goed toezicht te kunnen voeren. De markt kan die taak prima oppakken, maar dan wel onder strikt toezicht van de overheid. Uiteindelijk moet dat leiden tot een stelsel dat bijdraagt aan een betere kwaliteit in de bouw. Met zelflerend vermogen, onafhankelijk toe­ zicht en een overheid met tanden die ingrijpt indien nodig.”

Het gehele artikel is te lezen via deze link: BkiP.06.18.Bouwtoezicht

Impact Wet kwaliteitsborging op de leverancier

In een tweetal artikelen bespreek Patricia Meijerink de mogelijke gevolgen van kwaliteitsborging voor leveranciers en onderaannemers. Meijerink concludeert in haar afstudeeronderzoek dat een andere werkwijze van de aannemer meer kennis van de bouwregelgeving vraagt van leveranciers en onderaannemers. De aannemer zal namelijk steeds vaker van zijn onderaannemers en leveranciers vragen om niet alleen producten en diensten te leveren, maar tevens te garanderen dat het eindresultaat ook aan de voorschriften voldoet. In een nulmeting constateert Meijerink dat de mate van ondersteuning van de aannemer op dit vlak nu sterk wisselt: veel leveranciers leveren alleen producten aan, een aantal geeft advies tijdens de ontwerpfase, begeleidt een deel van het bouwproces, voert metingen uit en biedt (langere) garantietermijnen. In de artikelen worden enkele praktijkvoorbeelden hiervan besproken.

De volledige artikelen – eerder verschenen in Bouwkwaliteit in de praktijk – zijn via onderstaande links te lezen:

Redactioneel IBR: “Eisen van goed en deugdelijk werk”

Bron: Instituut voor Bouwrecht (www.ibrtracker.nl), 29-08-2017

Redactioneel: Eisen van goed en deugdelijk werk en de verplichting tot leveren van handleiding voor gebruik en onderhoud

Inmiddels zal iedereen op de hoogte zijn van het voorlopig stilliggen van de behandeling van de Wet Kwaliteitsborging voor het Bouwen. Toch blijven de in de wet geregelde onderwerpen actueel. Eén van de onderwerpen die bij deze wet een rol speelt is het zogenaamde opleverdossier voor de consument. Dat het onderwerp leeft in de bouwpraktijk, blijkt ook uit een recente uitspraak van de Raad van Arbitrage die hieronder door mr. dr. E.M. Bruggeman wordt besproken.

Het opleverdossier in de Wet kwaliteitsborging
Over het opleverdossier is al veel geschreven in TBR en in dit medium.1 Ik houd het daarom kort. In de Memorie van Toelichting werd al aangegeven dat de wens tot introductie van een dergelijk dossier leefde, maar was de levering ervan door de aannemer niet verplicht gesteld middels een (dwingendrechtelijke) bepaling.2 Met het aannemen van amendement nr. 17 wilde de Tweede Kamer toch een bepaling wijden aan dat dossier (art. 7:757a BW). In het dossier wordt o.a. aan de opdrachtgever informatie verstrekt die hem inzicht zou moeten geven in wat nu daadwerkelijk is geleverd. Voor de volledigheid: het nieuw in te voeren artikel is niet van dwingend recht, dus partijen kunnen te allen tijde overeenkomen dat geen dossier, of een dossier met andere inhoud dan genoemd in het artikel, wordt geleverd.3

De te leveren informatie en bescheiden genoemd in het wetsartikel, zijn niet allemaal even duidelijk omschreven, maar onder b is wel opgenomen dat ook gegevens en bescheiden die nodig zijn voor gebruik en onderhoud van het bouwwerk geleverd moeten worden.

Dit is, in tegenstelling tot een aantal andere in het artikel genoemde punten, een redelijk concreet onderdeel van het voorstel. En het valt uit consumentrechtelijk oogpunt toe te juichen. Voor verkrijgers is informatie voor gebruik en onderhoud van hun woning uiteraard van essentieel belang om zo (onnodige) schade of vroegtijdige slijtage door onjuist gebruik of onjuist onderhoud, te voorkomen. Zeker voor het de Cv-ketel, de afwasmachine, ingewikkelde Warmte-terugwin-installaties (WTW), warmte-koude-opslag-installaties (WKO) en domotica-systemen is het ontvangen van een goede handleiding essentieel.

De Bouwpraktijk
De Raad van Arbitrage deed onlangs een interessante uitspraak over de vraag of op aannemers de verplichting tot het leveren van een goede handleiding en andere informatie nodig voor het onderhoud, niet (al) rust op grond van de eisen van goed en deugdelijk werk. Het gaat om RvA 6 juli 2017, No. 80.966.

Aannemer heeft de woning van verkrijgers gebouwd op basis van een aannemingsovereenkomst (projectmatige bouw) voor eengezinshuizen met toepassing van de Woningborg garantie- en waarborgregeling overeenkomstig het Woningborg model van januari 2010.

De overeenkomst is gedateerd op 10 september 2010. In de overeenkomst heeft aannemer zich jegens verkrijgers verbonden conform de betreffende technische omschrijving en tekening(en) en voor zover aanwezig staten van wijziging de woning (af) te bouwen naar de eisen van goed en deugdelijk werk met inachtneming van de voorschriften van overheid en nutsbedrijven. Bij de overeenkomst zit een technische omschrijving. In die technische omschrijving is een uitgebreide passage opgenomen over de eigenschappen van de Warmte- en Koude Opslag Installatie (WKO).

Bij de Raad van Arbitrage klagen verkrijgers, zeer kort samengevat, dat de WKO-installatie niet is uitgevoerd en functioneert zoals zij op basis van de technische omschrijving en de eisen van goed en deugdelijk werk mochten verwachten en niet goed is ingeregeld. Voorts voegen zij daar ter zitting aan toe dat aannemer schriftelijke specificaties, gebruiks-instructies en handleidingen moet verstrekken van het systeem dat is aangebracht (onder 1.5 van de uitspraak). In de memorie van eis is toegelicht dat aanneemster bij haar pogingen de klachten over de WKO te verhelpen wijzigingen in de aansturing daarvan heeft aangebracht die niet zijn omschreven in het onderdeel van de technische omschrijving dat ingaat op de WKO. Verkrijgers verlangen dat aannemer hen schriftelijke specificaties van de aangebrachte installatie-onderdelen met gebruiksinstructies en handleidingen verschaft.

In rov. 21 komt de Raad tot het oordeel dat de verkrijgers terecht klagen:
‘Aannemer is op grond van de eisen van goed en deugdelijk werk verplicht verkrijgers voldoende informatie te verschaffen om het mogelijk te maken de aangebrachte voorzieningen te bedienen en te onderhouden.4 Hij dient daartoe de gebruiksinstructies van de installatie als geheel voldoende duidelijk, schriftelijk (waaronder arbiter tevens elektronisch verstaat) toe te lichten en de specificaties en handleidingen van de geplaatste apparatuur te verstrekken.’.

In het hier beschreven geschil ging het om een vrij ingewikkelde, althans voor consumenten, WKO-installatie die zowel ten aanzien van het gebruik als het onderhoud behoorlijk wat toelichting nodig had. Daar kwam bij dat aannemer, om de door verkrijgers geuite klachten over het systeem te verhelpen, ook wijzigingen had aangebracht ten opzichte van het systeem zoals dat omschreven was in de technische omschrijving. Verkrijgers konden op grond van de technische omschrijving en als gevolg van de aangebrachte wijziging, niet op juiste wijze (zo blijkt uit de uitspraak) het systeem bedienen en onderhouden. Derhalve oordeelde arbiter dat aannemer op grond van de eisen van goed en deugdelijk werk verplicht was gebruiksinstructies van de installatie en de specificaties en handleidingen van de geplaatste apparatuur te verstrekken. Dit dient voldoende duidelijk en schriftelijk, waaronder arbiter tevens elektronisch verstaat, te geschieden.

Conclusie
Uit bovenstaande uitspraak blijkt dus onomwonden dat ook zonder de Wet kwaliteitsborging, maar mét de contractuele eisen van goed en deugdelijk werk, op de aannemer de plicht rust informatie te verschaffen die nodig is voor het gebruik en onderhoud van de woning en de geleverde installaties.

dr. E.M. Bruggeman

Eindnoten:

  1. H.P.C.W. Strang, ‘Redactioneel; Post Scriptum (2) bij tweede termijn Kamerbehandeling wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen’, Actualiteiten Bouwrecht 20 februari 2017; E.M. Bruggeman & H.P.C.W. Strang, ‘Wet Kwaliteitsborging behandeld in Tweede Kamer,’ TBR 2017/52; E.M. Bruggeman, Redactioneel: Het opleverdossier onder de Wet Kwaliteitsborging: een nadere beschouwing, Actualiteiten Bouwrecht 4 juli 2017.
  2. E.M. Bruggeman: ‘De privaatrechtelijke aspecten van het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het Bouwen (Deel 1)’, TBR 2016/78, par. 5.
  3. Wat ik uit het oogpunt van duidelijkheid ook zou adviseren. Lees ook: E.M. Bruggeman, Redactioneel: Het opleverdossier onder de Wet Kwaliteitsborging: een nadere beschouwing, Actualiteiten Bouwrecht 4 juli 2017, E.M. Bruggeman, De gevolgen van de Wet kwaliteitsborging voor het Bouwen voor het werk en de rechtsverhouding van de architect, TBR 2017/91, par. 4.3
  4. Meer over de invulling van de eisen van goed en deugdelijk werk: S..J.H. Rutten, De eisen van goed en deugdelijk werk, TBR 2012/28.

 

De WKB-eisen in het BW: wat moet en wat mag…

De Wet kwaliteitsborging voor het bouwen wijzigt het Burgerlijk Wetboek (BW, Titel 7.12) op een aantal punten. Niet al deze wijzigingen zijn ‘dwingendrechtelijk van aard’, of wel, van een deel van de BW-wijzigingen kan en mag contractueel worden afgeweken. Hieronder is een overzicht opgenomen van de wijzigingen, waarbij is aangegeven of sprake is van regelend recht of van dwingend recht. Met dank aan Evelien Bruggeman van het IBR voor het meelezen.

Aansprakelijkheid na oplevering – art. 7:758 lid 4
De meeste besproken wijziging betreft het schrappen van het ‘ontslag’ van aansprakelijk voor de aannemer na oplevering. Met de toevoeging van het nieuwe vierde lid aan dit artikel is de aannemer “aansprakelijk voor gebreken die bij de oplevering van het werk niet zijn ontdekt, tenzij deze gebreken niet aan de aannemer zijn toe te rekenen”.

In het artikel is nadrukkelijk geregeld dat in het geval van een consument (een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf) als opdrachtgever er niet van dit artikel mag worden afgeweken. In alle overige gevallen is het wel toegestaan om contractueel van de aansprakelijkheidsverdeling ten nadele van de opdrachtgever af te wijken indien dit nadrukkelijk in de overeenkomst is opgenomen. Dat laatste wil zeggen dat de opdrachtgever dus instemt met de aangepaste aansprakelijkheidsverdeling.

Aanvulling van de waarschuwingsplicht – art. 7:754 lid 2
Het eerste lid van artikel 7:754 regelt (kortweg) dat de aannemer verplicht is fouten in de opdracht te melden aan de opdrachtgever. Het nieuwe tweede lid regelt dat in geval van aanneming van bouwwerken deze melding schriftelijk en ondubbelzinnig dient te gebeuren en dat daarbij moet worden aangegeven wat de gevolgen zijn. Het idee van dit voorschrift – dat op laatste moment als amendement aan de wet is toegevoegd – is dat de aannemer meldt hoe hij met de geconstateerde fout omgaat. De opdrachtgever weet daardoor of de aannemer het plan helemaal niet uitvoert of slechts na vrijwaring van eventuele aansprakelijkheid als het gaat om de betreffende fout. Het idee van de indiener van het amendement is dat op deze manier vooraf duidelijkheid wordt verkregen over de eventuele aansprakelijkheid achteraf voor fouten.

De waarschuwingsplicht van lid 2, dus de plicht om schriftelijk en ondubbelzinnig te waarschuwen, is dwingendrechtelijk in geval van een consument als opdrachtgever. In andere gevallen mag contractueel van het voorschrift van lid 2 worden afgeweken. De voorschriften van lid 1 zijn niet van dwingend recht, hiervan mag dus door alle partijen van worden afgeweken. Partijen kunnen dus overeenkomen dat op de aannemer geen waarschuwingsplicht rust of een waarschuwingsplicht met een andere maatstaf. De vraag is wat het voordeel zou zijn om af te wijken van de voorschriften van lid 2, mede gezien het feit dat in geval van beroep op de waarschuwingsplicht het aan de aannemer is om aan te tonen dat hij heeft gewaarschuwd: ook zonder het nieuwe tweede lid zal een waarschuwing dus schriftelijk plaatsvinden.

Informatieplicht t.a.v. zekerheid/ verzekering van de aannemer – art. 765a BW
Doel van die nieuwe voorschrift is dat de aannemer bij het aangaan van de overeenkomst zijn opdrachtgever informeert over de zekerheid hij biedt tegen bijvoorbeeld faillissement en gebreken na oplevering. Er is overigens geen sprake van een verplichte verzekering, de informatie kan ook inhouden ‘ik ben niet verzekerd’.

Het betreffende voorschrift is opgenomen in afdeling 2 van titel 7.12 en dus onderdeel van de specifieke bescherming die het BW biedt aan consumenten. De bepaling is dwingendrechtelijk voor consumenten en voor overige opdrachtgevers kan contractueel worden afgeweken.

Waarschuwingsplicht verlengd inhouden van het depot bij de notaris (de 5%-regel) – art. 7:768 BW
Art.  7:768 regelt het depot (de laatste 5%) die een consument in depot kan storten bij een notaris bij bouw van een huis of appartement. Een nieuw in te voegen tweede lid regelt dat een notaris deze laatste 5% pas mag uitbetalen aan de aannemer als de aannemer informatie overlegt waaruit blijkt dat hij de consument heeft gewezen op zijn recht uitbetaling verlengd op te schorten (o.g.v. art. 6:262 BW) en de klant/consument niet heeft aangegeven hiervan gebruik te willen maken.

Het voorschrift is dingend rechtelijk van aard en niet van toepassing op andere opdrachtgevers dan consumenten.

Oplever- of consumentendossier – art. 7:757a BW
De tweede bij amendement toegevoegde plicht voor de aannemer is het leveren van een dossier bij oplevering. Het artikel schrijft voor dat bij een kennisgeving van een aannemer aan zijn opdrachtgever dat het werk klaar is en kan worden opgeleverd, informatie moet worden aangeleverd waaruit dat blijkt. De te leveren informatie moet volledig inzicht geven in de nakoming van de overeenkomst. In ieder geval moet het dossier tekeningen en berekeningen van het bouwwerk en de bijbehorende installaties bevatten en een beschrijving van de toegepaste materialen, installaties, en de gebruiksfuncties van het bouwwerk. Ook moet informatie worden geleverd die nodig is voor gebruik en onderhoud van het bouwwerk.

Wat exact in het dossier moet worden opgenomen is niet bij wet geregeld. Het ligt voor de hand dit in de aannemingsovereenkomst te regelen. Het opleverdossier is regelend recht, wat wil zeggen dat partijen ook overeen kunnen komen om af te zien van levering van een dossier bij oplevering, of een andere inhoud van het dossier kunnen overeenkomen. Vanuit het oogpunt van de opdrachtgever is dit echter niet verstandig geen dossier te vragen, aangezien een deel van de informatie – op grond van de Woningwet – bij gereedmelding aan het bevoegd moet worden verstrekt!

Conclusie
De Wet kwaliteitsborging voor het bouwen leidt er toe dat veel standaard bouwcontracten opnieuw tegen het licht moeten worden gebouwen. Met name als het gaat om het opleverdossier op grond van 7:57a BW is het aan te raden dat aannemers en consumenten gezamenlijk komen tot een goede invulling van de wettelijke plicht.

24 mei 2017 – Hajé van Egmond