Open brief aan de Tweede Kamer: “Bouwkwaliteit: je bent er van of je bent er niet van!”

Onderstaande open brief aan de Tweede Kamer is op 1 maart 2014 gepubliceerd in Cobouw.

Op 27 maart 2014 overlegt uw commissie voor Wonen en Rijksdienst met minister Blok over de stelselwijziging in de bouw: vervangen van toetsing en toezicht van overheidswege door private kwaliteitsborging. Als één van de kwartiermakers voor deze stelselwijziging ben ik er nauw bij betrokken. Na een loopbaan in zowel het architectenvak als in het gemeentelijk bouw- en woningtoezicht (BWT) brengt deze rol mij soms in een spagaat. Op persoonlijke titel ga ik in op de plannen vanuit die spagaat.

Veel BWT-ers vragen zich af waar deze stelselwijziging toe dient. Voor wie dit werk gewetensvol en met vakmanschap doet, is dat een begrijpelijke vraag. Er gaat veel goed in de bouw, maar door de aard van hun werk worden zij vooral geconfronteerd met missers en moeten zij correcties doorvoeren om schade te voorkomen. Voor hen is het moeilijk voorstelbaar, dat de vereiste kwaliteit moet worden geborgd door degenen, die nu steken laten vallen, maar straks zonder dat BWT zich er mee mag bemoeien.

Het imago van het gemeentelijk bouwtoezicht als vertragende en kostbare bureaucratie zonder meerwaarde is onterecht en gemakzuchtig, maar bepaalt wel mede de politieke koers. Bouwtoezicht slaagt er onvoldoende in om de eigen toegevoegde waarde voor het voetlicht te brengen. Toch is ook op het bouwtoezicht zelf wel wat aan te merken. Er is gewerkt aan professionalisering via meer uniforme werkwijzen en kwaliteitscriteria. Maar steeds stellen gemeenten zodanige eigen prioriteiten, dat dit streven onvoldoende resultaat oplevert. De laatste jaren is vooral in gemeenten, die kwalitatief goed presteerden, zo fors gesneden in de capaciteit, dat er na aftrek van alle procedurele rimram amper nog sprake is van meerwaarde.

Principiëler is de vraag of het wel nodig is dat de overheid zich zo intensief bemoeit met het bouwen. De bouwer is immers wettelijk verplicht om tenminste de prestaties te leveren die het Bouwbesluit eist. Vrijwel geen ander ontwikkeld land kent een zo vergaande overheidsbemoeienis met bouwwerken, maar er gaat elders niet meer mis dan bij ons. Bovendien: wat stelt verantwoordelijkheid voor als degene die deze moet dragen voortdurend bij de hand wordt gehouden?

Het huidige stelsel biedt zwakke broeders gelegenheid zich achter de gemeente te verschuilen. Zelfs de Woningwet draagt daaraan bij: artikel 1b zegt, dat je je wel aan het Bouwbesluit moet houden, maar dat de vergunning prevaleert. In 2008 schreef de Commissie Dekker, dat het stelsel leidt tot schijnzekerheid en diffuse verdeling van verantwoordelijkheid: een perfect klimaat voor schuilgedrag, waarvan vooral de bouwconsument de dupe is! Ook stelde zij, dat meestal wordt afgeweken van de vergunning; de waarde van de preventieve toetsing is discutabel.

Er wordt nu ernst gemaakt met de aanbevelingen van die commissie. Ik hoop, dat uw Kamer niet kiest voor halfslachtige oplossingen. Dus: ofwel u repareert – door adequate financiering! – het huidige stelsel, dat in verval begint te raken, dan wel u beëindigt de diffuse mix aan verantwoordelijkheden. Het devies van de stelselwijziging is: je bent ervan of je bent er niet van! Bouwtoezicht en brandpreventie worden niet opgedoekt, maar krijgen een kaderstellende rol, waarbinnen de private sector prestaties moet leveren, plus een bijzondere rol bij zeer risicovolle bouwwerken.

In het nieuwe stelsel verleent het bevoegd gezag – na eventueel vooroverleg – een vergunning als het bouwplan voldoet aan bestemmingsplan, welstand, omgevingsveiligheid. Op proportionele wijze wordt privaat geborgd, dat het bouwwerk voldoet aan het Bouwbesluit. De gemeente kijkt of aan vergunning en voorwaarden wordt voldaan, heeft geen inhoudelijk toezicht op voldoen aan het Bouwbesluit, wel systeemtoezicht op aantoonbaarheid en correcte toepassing van het juiste borgingsinstrument.

Het ‘as built’-dossier, dat de private partij bij oplevering indient, bevat de verklaring, dat is gebouwd conform Bouwbesluit en contract. Een prestatiegarantie, die voor het bevoegd gezag relevant is, maar nog veel meer voor de bouwconsument. Als zich na oplevering gebreken of fouten voordoen, kan de opdrachtgever op die verklaring terugvallen. De belangrijkste verandering van de stelselwijziging: in plaats van de papieren ‘aannemelijkheid’ van de vergunning voldoet het gebruiksgerede bouwwerk aan het Bouwbesluit.

De Toelatingsorganisatie, die de kwartiermakers nu voorbereiden, krijgt twee hoofdtaken:

  1. beoordelen borgingsinstrumenten voor verschillende risicocategorieën bouwwerken;
  2. monitoren toepassing instrumenten in de bouwpraktijk.

Bij dat laatste horen stevige sancties als er onder de maat wordt gepresteerd. Zoals de Commissie Dekker al opmerkte: “Wanneer het vertrouwen wordt beschaamd, moet de overheid sancties kunnen opleggen.” Ofwel: “high trust, high penalty”.

Kwartiermakers en ministerie van BZK ontwerpen in overleg met de bouwsector en de bouwconsument een stelsel met voldoende prikkels om het leveren van de minimaal vereiste kwaliteit onontkoombaar te maken. Dat hoeft niet duurder te zijn dan het huidige stelsel. Het kan zelfs goedkoper worden door consequente aandacht in het bouwproces voor kwaliteitsbewaking en informatieoverdracht. Zo kunnen de hoge faalkosten worden beperkt en krijgt de bouwconsument waar voor z’n geld.

Bouwbedrijven e.d. roepen met regelmaat “We zijn er klaar voor; we kunnen het zonder bouwtoezicht wel af!” Daarmee lijken ze te bedoelen, dat ze in staat zijn de kwaliteit te leveren, waartoe zij verplicht zijn conform Bouwbesluit, opdracht en vakmanschap. In dat geval vraagt de stelselwijziging van hen niets anders dan dat ze aantoonbaar doen wat zij zeggen te kunnen en daar ook voor staan!

Ik hoop dat u de minister steunt om dit plan uit te werken. En dat u hem afhoudt van het contraproductieve idee om in de overgangsperiode van 2015 tot 2018 de keus tussen de publieke en de private route over te laten aan de aanvrager. Niet alleen leidt dat tot concurrentievervalsing, het werkt ook verspilling van schaarse expertise in de hand en vraagt om overcapaciteit, die door kostenverhoging de stelselwijziging zal bemoeilijken. Dus: begin met wat al blijkt te werken en zorg dat de rest op tijd volgt.

Ing. Gert-Jan van Leeuwen, arch.